ECLI:NL:GHARL:2020:7388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-003580-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van snelheidsovertreding met aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid op de Rijksweg N33

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijspraak van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van het overschrijden van de maximumsnelheid op de Rijksweg N33 op 29 juli 2018. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, die de verdachte had vrijgesproken. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak behandeld op 3 september 2020, na een eerdere zitting op 20 augustus 2020.

De verdachte ontkende de snelheidsovertreding en stelde dat hij met cruise control reed op 110 km/u. De verdediging voerde aan dat er twijfels waren over de meting en dat het proces-verbaal niet tijdig was opgemaakt. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de opsporingsambtenaren voldoende bewijs boden voor de snelheidsovertreding. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde feit, met een bewezen snelheid van 137 km/u, wat meer dan 30 km/u boven de toegestane snelheid lag.

De strafoplegging bestond uit een geldboete van € 404,-, te vervangen door acht dagen hechtenis. Het hof benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de noodzaak om de snelheidslimieten te handhaven. De beslissing van het hof werd op 3 september 2020 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003580-19
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 19 juni 2019 met parketnummer 96-252794-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot – kort gezegd – bewezenverklaring van het tenlastegelegde en oplegging van een geldboete van € 404,-, te vervangen door acht dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. de Boer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft verdachte vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 29 juli 2018 te [plaats] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg N33 (N33), welke weg als autoweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 137 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte ontkent stellig dat hij zich aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt. Volgens verdachte reed zijn voertuig toentertijd op de cruise control en stond deze ingesteld op een snelheid van 110 km per uur. Daarmee heeft verdachte dus wel wat te snel gereden, maar niet zo snel als door de verbalisanten is verklaard. Dat verdachte de autoweg voor een autosnelweg heeft aangezien, zoals door de officier van justitie werd gesuggereerd, acht hij uitgesloten. Er moet iets misgegaan zijn met de meting, zo stelt verdachte. In aanvulling op dit betoog van verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier weliswaar wettig bewijs voor het tenlastegelegde bevat, maar dat verdachte bij gebrek aan overtuigend bewijs terecht door de kantonrechter is vrijgesproken. Hij voert daartoe, kort samengevat, aan dat het proces-verbaal in strijd met artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet ten spoedigste is opgemaakt, dat het hectometerpaaltje dan wel de rijrichting verkeerd is genoteerd en dat de afgelegde afstand, mede gezien een bocht in de weg, te kort is geweest voor een betrouwbare meting met de boordsnelheidsmeter van het politievoertuig.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 344, tweede lid, Sv het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar in beginsel kan volstaan als bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Het dossier bevat een tweetal processen-verbaal die door twee opsporingsambtenaren op ambtsbelofte zijn opgemaakt. In het proces-verbaal van
3 september 2019 is door de opsporingsambtenaren, kort gezegd, verklaard dat hen tijdens het rijden op de N33 op 29 juli 2018 een personenauto opviel die met aanmerkelijk hogere snelheid andere voertuigen inhaalde. Voor de verbalisanten was dit aanleiding dit voertuig te volgen. De verbalisanten hebben verder verklaard dat zij op een recht weggedeelte een meting hebben uitgevoerd met de boordsnelheidsmeter van het voertuig, aan de hand waarvan zij na de wettelijke correctie en met behulp van een kalibratietabel vaststelden dat de personenauto 137 km per uur reed waar 100 km per uur was toegestaan. Vervolgens hebben de verbalisanten naar eigen zeggen de betreffende personenauto ingehaald en verdachte op een veilige locatie staandegehouden.
De gegevens van de overtreding zijn vastgelegd in een op 30 augustus 2018 opgemaakt proces-verbaal. Anders dan de raadsman betoogt, is dit proces-verbaal niet zodanig laat opgemaakt dat daaraan geen betekenis meer toekomt. Het is het hof ambtshalve bekend dat opsporingsambtenaren bij snelheidsovertredingen hun waarneming onmiddellijk in aantekeningen plegen vast te leggen. Bij de administratieve uitwerking achteraf worden deze gegevens verwerkt in een proces-verbaal. Dat de verbalisanten gezien de afstand en een bocht in de weg niet in staat zouden zijn geweest een betrouwbare meting te verrichten, acht het hof niet aannemelijk geworden. Evenmin is gebleken dat de verbalisanten de snelheid van een ander voertuig dan dat van de verdachte hebben gemeten. De verbalisanten hebben verklaard de meting op een recht stuk weg te hebben uitgevoerd. Bovendien zijn zij speciaal opgeleid om in een variëteit aan situaties met behulp van de hen ter beschikking staande uitrusting zorgvuldige snelheidsmetingen uit te voeren. Ook in de omstandigheid dat niet duidelijk is aangegeven of de meting is uitgevoerd of voltooid ter hoogte van het in het proces-verbaal genoemde hectometerpaaltje dan wel de rijrichting abusievelijk onjuist is vermeld, wat daar ook van zij, ziet het hof geen aanleiding om aan de voor de tenlastelegging relevante delen van de verklaring van de verbalisanten omtrent de door hen verrichte snelheidsmeting van het voertuig van de verdachte te twijfelen. Voor het overige komt het door en namens verdachte gevoerde verweer, dat in eerste aanleg door zijn partner is onderschreven, feitelijk neer op een enkele betwisting dat met de gemeten snelheid is gereden. Het hof is van oordeel dat deze ontkenning van onvoldoende gewicht is om twijfel aan de waarneming van de verbalisanten en de daaromtrent door hen op ambtsbelofte afgelegde verklaring te rechtvaardigen. Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juli 2018 te [plaats] , buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg N33 (N33), welke weg als autoweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 137 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 21, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overschrijding van de maximumsnelheid op een autoweg. De snelheidslimiet en de daarop toegespitste controles ter handhaving daarvan dienen het belang van de verkeersveiligheid. Het zich (al dan niet bewust) niet houden aan deze limiet heeft de wetgever met het oog daarop strafbaar gesteld.
Voor een overschrijding van de maximumsnelheid van 37 km/u op auto(snel)wegen is verdachte conform de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen 2018 van het openbaar ministerie een strafbeschikking opgelegd van € 404,-. Het hof ziet geen aanleiding om van dit tarief af te wijken en zal verdachte daarom een geldboete ter hoogte van dit bedrag opleggen, te vervangen door acht dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 21 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 22 augustus 2018 onder CJIB-nummer 8132542003350777.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 404,00 (vierhonderdvier euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.