Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis daarom bevestigen met de volgende aanvulling.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 3 juli 2018 was gewezen. De zaak betreft een strafzaak tegen een verdachte die in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de economische politierechter, die de officier van justitie niet-ontvankelijk had verklaard in de vervolging. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, met de vordering om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 360,- of, bij vervangende hechtenis, 7 dagen. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 augustus 2020, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte, mr. R. van Leusden.
De economische politierechter had overwogen dat de maximaal toegestane massa met minder dan 5 procent was overschreden, wat leidde tot de conclusie dat vervolging in strijd was met de Richtlijn voor Strafvordering Wet wegvervoer goederen. Het hof heeft de beslissing van de economische politierechter bevestigd, maar met een aanvulling van gronden. De advocaat-generaal betoogde dat de ontheffing die aan de verdachte was verleend, niet geldig was omdat de voorwaarden niet waren nageleefd. Het hof heeft deze redenering niet gevolgd, omdat de verleende ontheffing geen beperking bevatte ten aanzien van de maximummassa van het voertuig. Het hof heeft daarom het vonnis van de economische politierechter bevestigd, met aanvulling van de gronden waarop dit berust.