ECLI:NL:GHARL:2020:7384

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-004627-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake te zwaar beladen vrachtauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig te [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis wegens het overtreden van artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen. De verdachte had op 3 juli 2017 met een vrachtauto, voorzien van het kenteken [kentekennummer], beroepsvervoer laten verrichten, waarbij de som van de aslasten meer dan de toegestane maximummassa bedroeg. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, ondanks het verzoek van de advocaat-generaal om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende grieven had ingediend, maar heeft zijn verzoek om vermindering van de geldboete als een geldige grief opgevat.

Na het onderzoek op de zitting heeft het hof de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van de wet en heeft de geldboete omgezet naar een voorwaardelijke geldboete van € 4.000,- met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding, de verkeersveiligheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn relatief schone strafblad. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de wetgeving omtrent het wegvervoer en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004627-18
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2018 met parketnummer 96-141160-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • primair: niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
  • subsidiair: vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis, te voldoen in termijnen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis ter zake van het bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid hoger beroep

De advocaat-generaal heeft primair verzocht verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep te verklaren, nu verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen schriftuur houdende grieven of mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Het hof vat hetgeen verdachte ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, inhoudend dat hij vraagt om het bedrag van de te betalen geldboete te verminderen, op als een grief gericht tegen de door de economische politierechter opgelegde geldboete. Het hof acht verdachte derhalve ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 juli 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [adres] , beroepsvervoer heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikelen 5.18.17a en 5.18.17b (beide) lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de totale massa, dan wel de som van de aslasten 3350 kilogram, in elk geval meer dan de toegestane maximummassa van 2445 kilogram, bedroeg;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 juli 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [adres] , beroepsvervoer heeft doen verrichten met een vrachtauto, te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikel 5.18.17a, lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de som van de aslasten 3350 kilogram, zijnde meer dan de toegestane maximummassa van 2445 kilogram, bedroeg.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de financiële draagkracht van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Een medewerker van verdachte heeft op 3 juli 2017 op de A37 bij [plaats] gereden met een te zwaar beladen vrachtauto. Het te zwaar beladen rijden kan gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid.
Het hof ziet, mede gelet op de wijze waarop verdachte ter zitting van het hof op gewetensvolle wijze de verantwoordelijkheid voor het feit aanvaardt, aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete van € 4.000,- geheel voorwaardelijk op te leggen, met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft het hof het verdachte betreffende, relatief ‘schone’, uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 juli 2020 in aanmerking genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 4.000,- (vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.