ECLI:NL:GHARL:2020:7383

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-004628-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake te zwaar beladen vrachtauto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1970 en handelend onder de naam [naam] Koeriersdiensten, was aangeklaagd voor het verrichten van beroepsvervoer met een vrachtauto die te zwaar beladen was. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen, waarbij de som van de aslasten meer dan de toegestane maximummassa overschreed. De verdachte had eerder een boete van € 4.000,- opgelegd gekregen, subsidiair 50 dagen hechtenis, maar ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft het hof de zaak behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die primair verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. Het hof oordeelde echter dat de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat hij voldoende grieven had aangevoerd. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte opnieuw een geldboete op van € 4.000,-, subsidiair 50 dagen hechtenis, te voldoen in maandelijkse termijnen van € 200,-.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de overtreding en de verkeersveiligheid, en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een voorwaardelijke straf. De beslissing van het hof is op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004628-18
Uitspraak d.d.: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2018 met parketnummer 96-224734-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • primair: niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
  • subsidiair: vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis, te voldoen in termijnen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis ter zake van het bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Ontvankelijkheid hoger beroep

De advocaat-generaal heeft primair verzocht verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren, nu verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen schriftuur houdende grieven of mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Het hof vat hetgeen verdachte ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd op als een grief gericht tegen de door de economische politierechter opgelegde geldboete. Het hof acht verdachte derhalve ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (handelende onder de naam [naam] Koeriersdiensten op of omstreeks 4 september 2017 te [plaats] , op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [adres] , beroepsvervoer of eigen vervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikelen 5.18.17a en 5.18.17b (beide) lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de totale massa, dan wel de som van de aslasten 5.050 kilogram, in elk geval meer dan de toegestane maximummassa van 3.500 kilogram, bedroeg;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij (handelende onder de naam [naam] Koeriersdiensten op 4 september 2017 te [plaats] , op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [adres] , beroepsvervoer heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kentekennummer] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikelen 5.18.17a en 5.18.17b (beide) lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de totale massa, dan wel de som van de aslasten 5.050 kilogram.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de financiële draagkracht van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken
Een medewerker van verdachte heeft op 4 september 2017 op de A28 bij [plaats] gereden met een te zwaar beladen vrachtauto. Het te zwaar beladen rijden kan gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid.
De onderhavige zaak is ter zitting van het hof gezamenlijk, maar niet gevoegd, behandeld met een verdachte betreffende strafzaak (21-004627-18) waarin een soortgelijke overtreding werd geconstateerd. Deze overtreding werd gepleegd op gepleegd op 3 juli 2017. Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie valt voorts af te leiden dat een soortgelijke overtreding met pleegdatum 4 september 2017 in [plaats] is geseponeerd.
Na deze constateringen gold verdachte als een gewaarschuwd man, maar kennelijk heeft hij daar destijds geen lering uit getrokken. Dit leidt ertoe dat het hof in deze zaak geen aanleiding ziet om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Het hof acht deze zaak door de advocaat-generaal gevorderde geldboete van € 4.000,- subsidiair 50 dagen hechtenis, te voldoen in maandelijkse termijnen van elk € 200,-, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 4.000,00 (vierduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
20 (twintig) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 200,00 (tweehonderd euro).
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 3 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.