ECLI:NL:GHARL:2020:7372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-005218-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling levensgezel na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 19 augustus 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die een veroordeling van de verdachte voorstelde met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week.

Het hof heeft de tenlastelegging bekeken, waarin de verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel op 12 mei 2018. De beschuldiging hield in dat hij haar meermalen had geslagen en/of bij de keel had vastgehouden. Na het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wettige bewijsmiddelen waren die de overtuiging konden onderbouwen dat de verdachte de mishandeling had gepleegd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Het hof heeft overwogen dat mishandeling opzettelijk wederrechtelijk toebrengen van pijn of letsel inhoudt, en dat dit in dit geval niet kon worden aangetoond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. M. Aksu als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005218-18
Uitspraak d.d.: 2 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 september 2018 met parketnummer 18-092839-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.M. Weijers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel en heeft verdachte daarvoor een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2018 te [plaats] zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal, te slaan in het gezicht, althans op het hoofd, en/of bij de keel vast te houden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende. Mishandeling omvat het opzettelijk wederrechtelijk toebrengen van pijn en/of letsel. In het onderhavige geval blijkt niet uit de voorhanden zijnde stukken in het dossier dat verdachte door zijn handelen pijn of letsel bij zijn levensgezel heeft veroorzaakt. Aldus is het hof van oordeel dat verdachte van de hem tenlastegelegde mishandeling dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 2 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.