ECLI:NL:GHARL:2020:7366

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-000041-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal in vereniging en schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging met braak en inklimming, diefstal in vereniging en schuldheling. Het hof heeft de verdachte voor de feiten 1 primair (diefstal in vereniging met braak en inklimming) en 2 primair (diefstal in vereniging) schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Voor feit 3 primair (diefstal in vereniging met braak) heeft het hof de verdachte vrijgesproken, omdat het bewijs daarvoor niet wettig en overtuigend was. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot schadevergoeding van € 550,- is toegewezen, terwijl de vordering van de andere benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die gevoelens van onveiligheid en angst bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. De verdachte heeft een strafblad dat wijst op eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft ook de impact van de inbraak op de benadeelde partij in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen door de inbraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000041-20
Uitspraak d.d.: 2 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 december 2019 met parketnummer 18-730189-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [gebootedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 550,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder heeft de advocaat-generaal de niet-ontvankelijk verklaring gevorderd van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar vordering tot schadevergoeding. Tot slot heeft de advocaat-generaal de teruggave gevorderd van de inbeslaggenomen mobiele telefoon, merk Samsung. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.R. van der Pol, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor de feiten 1 primair (diefstal in vereniging met braak en inklimming), 2 primair (diefstal in vereniging) en 3 subsidiair (schuldheling) en heeft verdachte daarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen tot een bedrag van € 550,- vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de rechtbank de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. Ten slotte heeft de rechtbank bevolen dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon, merk Samsung, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair

hij op of omstreeks 4 september 2019 te [plaats] , (althans) gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een/twee (zwarte) portemonnee('s) inhoudende - onder meer - geld en/of een Samsung Galaxy A3 telefoon (kleur roze) en/of een pennenset (Balmain Balpen) en/of een verrekijker (Zenith Field 7.1) en/of een wierookhouder en/of 4 zakhorloges, waarvan 2 met ketting en/of drie hoofdtelefoons en/of een verrekijker (Nikula) en/of een zaklantaarn en/of een Samsung tablet en/of een brillenkoker ( [naam optiek] ) en/of drie hoofdtelefoons/oordopjes en/of een Samsung Galaxy Ace telefoon (kleur zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] (en/of zijn echtgenote), in/uit een woning (perceel [adres] , aldaar) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(een) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

1.
Subsidiair

hij op of omstreeks 4 september 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] (en/of zijn echtgenote), in/uit een woning (perceel [adres] , aldaar) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich de toegang tot die woning heeft verschaft door een sluiting van een raam te forceren en/of (vervolgens) door dat/een raam naar binnen te klimmen en/of vervolgens (op een bovenverdieping) in die woning is gaan rondkijken en/of (vervolgens) een portemonnee (van die [benadeelde partij 1] ) bij zich heeft gestoken/genomen en/of een/twee tassen met goederen (in die woning) heeft verzameld/gepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1. meer subsidiair

hij op of omstreeks 4 september 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de woning (perceel [adres] , aldaar) bij een ander, te weten bij [benadeelde partij 1] (en/of zijn echtgenote), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.

2.
Primair

hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2019 tot en met 4 september 2019, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (Giant Expedition) en/of een fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);

2.
Subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2019 tot en met 4 september 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (Giant Expedition) en/of een fiets (Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggemaakt, in elk geval (tijdelijk) buiten het bereik van de rechthebbende heeft gebracht;

3.
Primair

hij op of omstreeks 3 september 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een rode boodschappentas en/of een laptop (merk Toshiba met een rood/bruine bovenkant) en/of manchetknopen en/of een horloge en/of diverse (andere) sieraden en/of een fotocamera (Sony), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] (en/of zijn echtgenote), in/uit een woning (perceel [adres] 3, aldaar) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

3.
Subsidiair

hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 3 en 4 september 2019 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, een goed, te weten een laptop (merk Toshiba met een rood/bruine bovenkant), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd voor het aan verdachte onder feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft onterecht vrijgesproken van het onder 3 primair tenlastegelegde waarbij zij heeft overwogen dat het enkele feit dat de laptop in de kamer van verdachte is aangetroffen onvoldoende is voor een bewezenverklaring van de inbraak. Volgens de advocaat-generaal is er meer: het gaat om een inbraak die is gepleegd zeer nabij de woning van verdachte en verdachte beschikt binnen 24 uur na de inbraak over de laptop. Dat levert een weerlegbaar rechtsvermoeden op dat verdachte voor die inbraak verantwoordelijk is, mede in het licht van de inbraak die op 4 september door hem is gepleegd. De verklaring die verdachte geeft, namelijk dat hij de laptop in de container heeft gevonden, is niet verifieerbaar en weinig aannemelijk. Dat zou namelijk betekenen dat iemand anders de laptop heeft gestolen en uitgerekend in de container heeft gegooid bij de woning van verdachte.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft integrale vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit. Ten aanzien van feit 1 voert de raadsman aan dat geen sprake is van inbraak, hooguit huisvredebreuk, althans een poging daartoe.
Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman aan dat zijn cliënt aangeeft dat niet hij, maar zijn vriend de fietsen heeft gepakt bij de buurwoning van het vakantiehuis en dat hij daarom hiervoor niet veroordeeld kan worden.
Ten aanzien van feit 3 voert de raadsman aan dat zijn cliënt aangeeft dat hij de laptop heeft gevonden op woensdag 4 september 2019. Deze zou in een afgesloten tas hebben gezeten bij een vuilcontainer bij het vakantiepark te [plaats] .
Oordeel van het hof
Vrijspraak feit 3 primair
Het hof acht feit 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende. Uit het dossier volgt dat de bij de inbraak weggenomen laptop kort (ongeveer 24 uur) na de inbraak in de kamer van verdachte op het vakantiepark is aangetroffen. In het dossier bevinden zich geen andere bewijsmiddelen die duiden op betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak. Het enkele feit dat de weggenomen laptop in de kamer van verdachte is aangetroffen, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de onder 3 primair tenlastegelegde woninginbraak.
Het hof beschouwt de door de advocaat-generaal aangevoerde omstandigheden niet als zodanig dat zij in voldoende mate bijdragen aan het oordeel dat het aan verdachte is om te bewijzen dat hij niet betrokken was bij de tenlastegelegde woninginbraak. Het door de advocaat-generaal genoemde bewijsvermoeden acht het hof derhalve niet aanwezig.
Bewijsmiddelen feit 1 primair
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. [1] Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte]:
Ik ben met [medeverdachte] naar de woning gegaan. Ik ben door het raam geklommen. Aangever Smit kwam mij in zijn eigen huis tegen.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 4 september 2019 (als bijlage op pagina 32 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde partij 1]:
Ik woon op de [adres] te [plaats] . Op 4 september 2019, omstreeks 09:00 heb ik mijn woning verlaten. Omstreeks 10:05 uur kwam ik weer thuis. Toen ik binnen kwam, hoorde ik gestommel van boven komen. Op de overloop stond ik ineens oog in oog met een man. Ik zag dat deze man mijn laptop tas in een van zijn handen vasthield (…) Ik zag vervolgens dat hij een portemonnee uit een van zijn zakken haalde (…) Toen ik mij omdraaide en naar het begin van de oprit keek, zag ik twee mannen staan. Ik zag dat de beide mannen vervolgens vluchtten. Toen ik in mijn slaapkamer, gevestigd op de begane grond, kwam zag ik dat de raamsluiting van het raam kapot was.
In de bijlage "goederen" worden de goederen genoemd, die zijn weggenomen.
Bijlage goederen:
Verrekijker Nikula
Samsung Galaxy Ace (telefoon)
Samsung Tab (Tablet)
Brillenkoker
Verrekijker Zenith Field 7.1
3 stuks oordopjes
3 hoofdtelefoons
4 zakhorloges (2 met ketting)
Zaklantaarn
Doos met 2 Balmain balpennen
Wierrookhouder
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 38 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde partij 1]:
U laat mij verschillende goederen zien, ik zal u met Ja of Nee beantwoorden of de goederen bezit van mijn vrouw of mij zijn.
Volgnummer 1:
Ja
Volgnummer 2:
Ja
Volgnummer 3:
Ja
Volgnummer 5:
Ja
Volgnummer 6:
Ja
Volgnummer 7:
Ja
Volgnummer 8:
Ja
Volgnummer 9:
Ja
Volgnummer 10:
Ja
Volgnummer 13:
Ja
Volgnummer 14:
Ja
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 september 2019 (als bijlage op pagina 1 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Volgnummer 1
Aantal/eenheid : 2 stuks
Verpakking : Doos
Merk/type : Balmain balpen
Volgnummer 2
Object : Verrekijker
Merk/type : Zenith Field 7.1
Volgnummer 3
Object : Wierrook
Bijzonderheden : Wierrookhouder
Volgnummer 5
Object : Horloge
Aantal/eenheid : 4 stuks
Bijzonderheden : 4 zakhorloges, 2 met ketting
Volgnummer 6
Object : Hoofdtelefoon
Aantal/eenheid : 3 stuks
Volgnummer 7
Object : Verrekijker
Merk/type : Nikula
Volgnummer 8
Object : Zaklantaarn
Volgnummer 9
Object : Computer (Tablet)
Merk/type : Samsung Tab
Volgnummer 10
Object : Brillenkoker
Merk/type : [naam optiek]
Volgnummer 13
Object : Hoofdtelefoon
Aantal/eenheid : 3 stuks
Merk/type : Oordopjes
Volgnummer 14
Object : Telefoon
Merk/type : Samsung Galaxy Ace
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2019 (als bijlage op pagina 53 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op 4 september 2019 omstreeks 10.19 uur werd door het operationeel centrum van de politie Noord-Nederland gemeld dat er 2 inbrekers in de woning waren overlopen op de [adres] te [plaats] . Ik, 2e verbalisant, zag dat er 2 personen in de bosschages zaten. De personen voldeden aan het opgegeven signalement en [ik] sprak beiden aan en maakte me bekend als zijnde politie. Door mij, 3e verbalisant, werd 1 verdachte ( [medeverdachte] ) aangehouden en zagen dat de 2e verdachte er vandoor ging. Ik, 1e verbalisant, hoorde dat er een persoon werd aangeroepen en zag even later een persoon in de [vaart] zwemmen/lopen. Ik zag dat een persoon ( [verdachte] ) even twijfelde waar hij naartoe zou gaan en zag dat hij de [vaart] over kwam zwemmen alwaar hij op de zijde van de [adres] de wal opkwam en werd aangehouden als verdachte van diefstal uit [een] woning.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van forensisch onderzoek woning [adres] te [plaats] d.d. 2 oktober 2019 (als bijlage op pagina 61 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:
Op 4 september 2019 omstreeks 12:30 kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , 8822 WJ te [plaats] , binnen de gemeente [gemeente] . De toegang tot de woning was verkregen aan de linker zijkant van de woning naast de oprit, gezien vanaf de voorzijde van de woning met gezicht naar de woning toe gericht. Hier was een bovenlicht / uitzetraam opengebroken dat toegang gaf tot een slaapkamer. Ik zag dat het raamhefboompje was afgebroken. Buiten op de vensterbank, werden door mij schoenzool fragmenten met blokjes in het profiel aangetroffen gezet in bouwstof, hoogstwaarschijnlijk afkomstig van één schoen. De aangever gaf aan dat deze schoensporen niet van hem waren. Binnen op de vloer onder [het] opengebroken inklimraam werd door mij eveneens een schoenzool fragment aangetroffen met blokjes in het profiel.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 september 2019 (als bijlage op pagina 82 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte]:
We zijn verschillende kanten op gevlucht. Toen we weer bij elkaar kwamen, liet hij zien wat hij allemaal had meegenomen. Een aantal horloges, telefoons en een tablet.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 100 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [medeverdachte]:
V: Je bent gisteren [4 september 2019] aangehouden door de politie, wat kun je hier zelf over vertellen?
(…)
V: en toen?
A: Toen ben ik bij die man naar binnen gegaan, ik heb spullen gepakt en toen kwam de politie. Toen ben ik vervolgens aangehouden.
V: Je vertelde dat je een stommiteit hebt begaan wat is dat dan?
(…)
V: Ik wil graag weten of jij met stommiteit de woninginbraak bedoelt
A: Ja, dat bedoel ik ook.
V: Toen je in de woning was, wat heb je toen gedaan?
(…)
V: wat voor spullen heb je allemaal gepakt?
A: Horloges, Tablets, 2 telefoons, een verrekijker. Een stuk of 8 à 10 koptelefoons.
Bewijsoverweging feit 1 primair
Verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak en heeft aangevoerd dat hij dacht dat de woning onbewoond was. Hij heeft verklaard dat hij de woning is binnengegaan om te kijken of hij daar kon slapen, omdat hij onder invloed was van alcohol en drugs. Het hof oordeelt dat de gebruikte bewijsmiddelen de verklaring van verdachte weerleggen. Uit het dossier volgt immers dat verdachte, op het moment dat aangever hem overliep, de portemonnee van aangever uit zijn broekzak haalde en deze en een laptoptas in zijn handen had. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, acht het hof het reeds om die reden onaannemelijk dat verdachte een slaapplaats zocht. Bovendien zijn verdachte en de medeverdachte gezamenlijk naar de woning gegaan en hebben zij de woning betreden door een raam open te breken. Alles in ogenschouw genomen, is de verklaring van verdachte, gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, ongeloofwaardig.
Bewijsmiddelen feit 2 primair
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. [2] Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met bijlage d.d. 6 september 2019 (als bijlage op pagina 40 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van aangever [slachtoffer]:
Vanochtend werd ik gebeld door de politie met de vraag of ik eigenaar was [van] een Gazelle. Genoemde fiets was namelijk aangetroffen. Ik heb hierop geantwoord dat ik inderdaad eigenaar ben van een fiets, maar dat deze thuis hoorde in [plaats] bij een vakantiehuisje. Ik hoorde dat er ook nog een Giant was aangetroffen. Ik kan u zeggen dat ik ook een Giant in mijn hok had staan. Ik heb aan niemand toestemming gegeven beide genoemde fietsen weg te nemen. In de bijlage "goederen" worden de goederen genoemd die zijn weggenomen.
Bijlage goederen:
Voertuig : Fiets
Merk/type : Gazelle Cham Excel VV
Eigenaar : [slachtoffer]
Voertuig : Fiets
Merk/type : Giant Expedition
Eigenaar : [slachtoffer]
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 55 van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op woensdag 4 september 2019 werden er 2 fietsen in beslag genomen. Deze werden gebruikt/achtergelaten door 2 verdachten die waren aangehouden ter zake van diefstal uit een woning.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 september 2019 (als bijlage op pagina 82 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte]:
V: Met wie was je die dag [het hof begrijpt: 4 september 2019] op pad?
A: Met een andere man.
V: Hoe zijn jullie in [plaats] gekomen?
A: op de fiets. Die fietsen hebben [we] gebruikt om in [plaats] te komen.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 100 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [medeverdachte]:
V: De aangever zag, voordat hij bij zijn woning kwam, 2 fietsen op zijn oprit staan. Even later, toen hij de 2 mannen bij zijn oprit zag staan, fietste er 1 man weg op de fiets. De andere fiets is achtergebleven op de oprit van aangever. De fietsen zijn in beslag genomen en na onderzoek bleek dat deze fietsen gestolen zijn. Wat kun je hierover vertellen?
A: Het waren fietsen van de buren.
V: Heb je gevraagd of je de fiets mocht lenen?
A: Nee (…) Wij hebben ze meegenomen.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 11 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Volgnummer 1
Voertuig : Fiets
Merk/type : Gazelle Cham Excel VV
Eigenaar : [slachtoffer]
Volgnummer 2
Voertuig : Fiets
Merk/type : Giant Expedition
Eigenaar : [slachtoffer]
6. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte]:
[medeverdachte] en ik hebben twee fietsen uit die opslagplaats gehaald. Ik vroeg mij niet af van wie de fietsen waren.
Bewijsoverweging feit 2 primair
Verdachte en de medeverdachte zijn op twee fietsen naar de woning gekomen waar is ingebroken, zoals bewezenverklaard onder feit 1 primair. Na de aanhouding van verdachte en de medeverdachte zijn deze fietsen in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat deze fietsen zijn weggenomen uit een schuur van een woning op het terrein waar verdachte verbleef.
Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte de twee fietsen uit een opslagplaats hebben gehaald en dat verdachte zich niet heeft afgevraagd van wie de fietsen waren. Uit de aangifte blijkt dat de eigenaar van de fietsen geen toestemming heeft gegeven om de fietsen weg te nemen dan wel te gebruiken. Nu verdachte en de medeverdachte de fietsen zonder toestemming uit de schuur hebben weggenomen, is het hof van oordeel dat sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de fietsen. Gelet hierop komt het hof tot de conclusie dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan fietsendiefstal.
Bewijsmiddelen feit 3 subsidiair
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. [3] Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019 van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van verdachte [verdachte]:
Ik heb de laptop naar mijn kamer gebracht en in de kast gelegd.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2019 (als bijlage op pagina 43 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als verklaring van [benadeelde partij 3]:
Pleegdatum/tijd : Tussen dinsdag 3 september 2019 om 10:00 uur en dinsdag 3 september 2019 om 16:35 uur
Ik woon samen met mijn vrouw op een vrijstaande boerderij op het adres [adres] 3 te [plaats] . Ik zag dat mijn laptop niet meer op de stoel lag. De laptop betreft een goudkleurige/bruine van het merk Toshiba en is al een aantal jaren oud. Opvallend aan de laptop is de rood/bruine bovenkant.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2019 (als bijlage op pagina 56 van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 5 september 2019, omstreeks 12:00 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 3] samen met collega [verbalisant 6] bij een vakantiewoning aan [adres] te [plaats] . Omstreeks 12:05 uur kwam de beheerder, [naam beheerder] , van het vakantiepark ter plaatse. Deze vertelde ons dat hij de persoon, verdachte [verdachte] , die wij aangehouden hadden niet meer op het park wilde en dat hij uit zijn kamer gezet werd. Hierop haalde hij alle goederen die de verdachte in zijn kamer had uit de kamer en droeg deze aan ons over zodat wij dit aan de verdachte terug konden geven. Ik zag dat dit een laptop betrof. De laptop betrof een Toshiba met een roodbruine bovenzijde, het is mij bekend dat een soortgelijke laptop weggenomen is bij een inbraak op 3 september 2019 aan de [adres] te [plaats] .
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2019 (als bijlage op pagina 60 van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Op 5 september 2019 deed ik, verbalisant [verbalisant 3] , onderzoek naar de in beslag genomen laptop. Ik startte de laptop op. Ik zag dat er op het bureaublad een PDF bestand van de Rabobank stond. Ik opende dit bestand en zag dat dit een rekeningafschrift betrof van een rekening van [benadeelde partij 3] .
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] d.d. 4 september 2019 (als bijlage op pagina 68 e.v. van het proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –
als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8]:
Op 4 september 2019 omstreeks 11:26 uur, hielden wij op de locatie [adres] , [plaats] , als verdachte aan:
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Bevindingen
Wij waren ter plaatse i.v.m. een omstreeks 10:15 uur, door de MKNN uitgegeven melding ter zake 2 verdachten van inbraak welke waren overlopen in een woning aan de [adres] te [plaats] en daarna er vandoor waren gegaan.
Bewijsoverweging feit 3 subsidiair
Voor een bewezenverklaring van schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van het gestolen goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof overweegt vooropgesteld dat de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs kan bijdragen. Wel kan het hof in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken, dat een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit het dossier blijkt dat de inbraak waarbij de laptop is weggenomen op 3 september 2019 heeft plaatsgevonden tussen 10:00 uur en 16:35 uur. Verdachte is op 4 september 2019 om 11:26 uur aangehouden nadat hij kort na 10:00 uur werd overlopen bij de woninginbraak zoals bewezenverklaard onder feit 1 primair. Na zijn aanhouding is de bij de inbraak op 3 september 2019 weggenomen laptop in de kamer van verdachte aangetroffen. Het hof stelt vast dat de verdachte het goed voorhanden heeft gehad binnen 24 uur na de inbraak. Hij had deze laptop immers in zijn kamer liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij de laptop in de vroege ochtend van 4 september 2019 bij de vuilcontainer had gevonden. Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk.
Gelet op deze feiten en de omstandigheden waaronder het goed onder de verdachte werd aangetroffen en in aanmerking genomen dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben daarvan, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van het goed eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Het bewijsverweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij op 4 september 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een pennenset (Balmain Balpen) en een verrekijker (Zenith Field 7.1) en een wierookhouder en 4 zakhorloges, waarvan 2 met ketting en 3 hoofdtelefoons en een verrekijker (Nikula) en een zaklantaarn en een Samsung tablet en een brillenkoker ( [naam optiek] ) en drie hoofdtelefoons/oordopjes en een Samsung Galaxy Ace telefoon (kleur zwart), dat aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of zijn echtgenote, uit een woning (perceel [adres] ) aldaar heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
2.primair
hij in de periode van 30 augustus 2019 tot en met 4 september 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een fiets (Giant Expedition) en een fiets (Gazelle), geheel toebehorende aan [slachtoffer] .
3.subsidiair
hij in het tijdvak gevormd door 3 en 4 september 2019 te [plaats] , een goed, te weten een laptop (merk Toshiba met een rood/bruine bovenkant), heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die leiden tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur.
Verdachte heeft zich in een periode van een aantal dagen schuldig gemaakt aan een woninginbraak in vereniging, diefstal van twee fietsen in vereniging en de schuldheling van een laptop. Het hof weegt in het bijzonder mee dat de manier waarop de feiten door verdachte zijn gepleegd en het tijdsbestek waarin deze zijn gepleegd, getuigen van een grote mate van brutaliteit. Verdachte werd nota bene overlopen door de woningeigenaar, van wie hij de portemonnee en een laptoptas in zijn hand had, waarna verdachte op de vlucht is geslagen. Zelfs bij betrapping op heterdaad, heeft verdachte geen openheid van zaken willen geven.
Het hof overweegt dat verdachte door zijn handelen heeft bijgedragen aan vermogenscriminaliteit en met schuldheling aan de instandhouding daarvan. Naar het oordeel van het hof treft de heler een gelijksoortig verwijt als de dief, nu diefstal lonend wordt gemaakt door heling. Daar komt bij dat niet is gebleken dat verdachte naar Nederland is gekomen om een welgemeende poging te ondernemen om werk te vinden en op legale wijze inkomsten te genereren.
Verdachte heeft met de bewezenverklaarde feiten aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Woninginbraken veroorzaken in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onrust in de maatschappij. Het zijn indringende feiten die verdachte samen met de medeverdachte heeft gepleegd.
Het hof houdt bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening met een hem betreffend uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) d.d. 10 augustus 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen tien jaren in zes EU-landen, exclusief Nederland, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andere strafbare feiten, waarvoor hem onder meer forse gevangenisstraffen zijn opgelegd. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw en ditmaal in Nederland strafbare feiten te plegen.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
Het hof is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Voor een andere, mildere strafmodaliteit, komt verdachte - gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook gelet op de eerdere internationale veroordelingen van verdachte - niet in aanmerking. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is noodzakelijk vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane delicten.

Inbeslaggenomen goederen

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon, merk Samsung, dient te worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van bedoelde aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht of bij gevoelens van angst en/of schrik.
Naar het oordeel van het hof is de benadeelde partij 'op andere wijze' in zijn persoon aangetast. Het hof overweegt daartoe dat uit het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde totaal overrompeld was toen hij verdachte in zijn woning aantrof. Tijdens de achtervolging die volgde, zat hij vol adrenaline. Daarna volgden de emoties en werd benadeelde boos, verdrietig en prikkelbaar. Na de inbraak kreeg benadeelde last van slaapproblemen doordat hij erg alert was. Hij voelt zich onveilig in zijn eigen woning en is bij thuiskomst angstig opnieuw mensen in de woning aan te treffen.
Het hof is van oordeel dat het feit dat de benadeelde de verdachte heeft overlopen in zijn eigen woning maakt dat de benadeelde 'op andere wijze' in zijn persoon is aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken gevoelens van onrust veroorzaken bij de slachtoffers. Het hof is van oordeel dat de woninginbraak bij benadeelde een nog grotere impact heeft gehad, doordat hij de verdachte in zijn eigen woning heeft aangetroffen. De immateriële schade komt om die reden voor vergoeding in aanmerking. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2019.
Het hof stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Het hof zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de uitspraak nog moet maken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onder verwijzing naar de hierboven ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] weergegeven maatstaven die gelden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding, overweegt het hof dat de vordering van de benadeelde niet voor toewijzing in aanmerking komt. Weliswaar blijkt uit de toelichting op de vordering dat de benadeelde partij boos was over de inbraak, dat zij achterdochtig is geworden en dat zij zich minder veilig voelde in haar woning, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarbij overweegt het hof dat zij, anders dan haar man [benadeelde partij 1] , niet in de woning aanwezig was ten tijde van de inbraak. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
mobiele telefoon, merk Samsung.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 september 2019.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 2 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947, gesloten en getekend op 9 oktober 2019 door [verbalisant 9] , hoofdagent van de politie.
2.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947, gesloten en getekend op 9 oktober 2019 door [verbalisant 9] , hoofdagent van de politie.
3.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2019235597/2019236745/2019234947, gesloten en getekend op 9 oktober 2019 door [verbalisant 9] , hoofdagent van de politie.