In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende bij de levering van een bouwperceel op 12 februari 2018 heeft gehandeld als belastingplichtige voor de omzetbelasting. De belanghebbende, die tot 2004 een snijbloemenkwekerij exploiteerde, heeft in 2018 twee bouwpercelen verkocht. De Inspecteur van de Belastingdienst had eerder bezwaar gemaakt tegen de verschuldigdheid van omzetbelasting over deze levering. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende actief stappen heeft ondernomen om de bouwpercelen verkoopklaar te maken, waaronder het aanvragen van bestemmingsplanwijzigingen en het slopen van kassen. Het Hof heeft daarbij de criteria uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie toegepast om te beoordelen of de belanghebbende als ondernemer voor de omzetbelasting heeft gehandeld. Het Hof concludeert dat de belanghebbende, door de actieve betrokkenheid bij de verkoop en de voorbereidingen, inderdaad als belastingplichtige kan worden aangemerkt.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het Hof oordeelt dat de belanghebbende terecht omzetbelasting heeft voldaan. De beslissing is op 15 september 2020 openbaar uitgesproken, en er zijn geen redenen voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.