Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
I. het gehuurde, bestemming, gebruik
overwegende
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of een door partijen ondertekend document, dat betrekking heeft op het gebruik van meerdere bedrijfsruimten, moet worden aangemerkt als één overeenkomst van huur en verhuur of dat per bedrijfsruimte sprake is van een afzonderlijke overeenkomst. Heineken Nederland B.V. is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat Heineken en de geïntimeerde op 10 april 1995 een document hebben ondertekend dat als huurovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Heineken stelt dat dit document meerdere afzonderlijke huurovereenkomsten betreft, terwijl de geïntimeerde betwist dat er sprake is van meerdere overeenkomsten. Het hof oordeelt dat de tekst van de huurovereenkomst en de allonge steun biedt aan het standpunt van de geïntimeerde dat partijen in zijn totaliteit één huurovereenkomst zijn aangegaan die alleen in zijn geheel opzegbaar is. Het hof concludeert dat Heineken niet vrijstond tot gedeeltelijke opzegging van de huurovereenkomst. De grieven van Heineken falen en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij Heineken in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.