ECLI:NL:GHARL:2020:7146

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
21-003535-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een politieagent en obstructief gedrag tegen de politie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van een politieagent en obstructief gedrag jegens de politie. De mishandeling vond plaats op 30 juni 2017, toen de verdachte een hoofdagent van de politie Noord-Nederland een vuistslag op de bovenlip gaf. De verdachte heeft ook een dienstvoertuig van de politie onbruikbaar gemaakt door een brandblusser in de politiebus leeg te spuiten na zijn aanhouding op 4 februari 2019.

Het hof heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat de door hem geschetste gang van zaken niet aannemelijk werd geacht. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof heeft de veroordeling van de politierechter bevestigd, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd beslag gelegd op het in beslag genomen gereedschap, waarvan een deel verbeurd werd verklaard en een deel werd teruggegeven aan de verdachte.

De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen politieambtenaren en de noodzaak van normhandhaving. Het hof heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn pogingen om zijn leven een positieve wending te geven, maar oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive geen ruimte boden voor een mildere straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003535-19
Uitspraak d.d.: 11 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-030806-19 en 18-039299-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het ingestelde hoger beroep tegen de vrijspraak van het bij parketnummer 18-030806-19 onder 1 ten laste gelegde feit;
 de veroordeling van verdachte ter zake het onder 2 ten laste gelegde bij parketnummer 18-030806-19 en onder parketnummer 18-039299-18 ten laste gelegde tot:
 een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het gehele vonnis van de rechtbank, dus ook tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bij parketnummer 18-030806-19. Volgens het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan tegen deze vrijspraak door de verdachte geen hoger beroep worden ingesteld. Daarom zal het hof het hoger beroep van verdachte niet-ontvankelijk verklaren voor zover het betrekking heeft op dit feit.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis van de politierechter houdt het volgende in:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde van parketnummer 18-030806-19;
  • veroordeling ter zake het onder 2 ten laste gelegde bij parketnummer 18-030806-19 en het onder parketnummer 18-039299-18 ten laste gelegde tot:
 een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis;
 een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren;
  • verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen gereedschap;
  • teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen telefoon en de schoenen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:
parketnummer 18-030806-19:
2.
hij op of omstreeks 4 februari 2019, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie regio Noord-Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 18-039299-18:
hij op of omstreeks 30 juni 2017, in de gemeente [gemeente] , een ambtenaar, [hoofdagent] , hoofdagent van politie Noord-Nederland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem een vuistslag op/tegen de bovenlip te geven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Beroep op noodweer (18-039299-18)

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door hoofdagent van politie [hoofdagent] en zich moest verdedigen.
Daartoe heeft de raadsman de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden in het cellencomplex blijkt dat hoofdagent [hoofdagent] vier keer uithaalt naar verdachte en hem ook daadwerkelijk raakt. Verdachte bevond zich in de cel, was omringd door politiemedewerkers en was genoodzaakt zich te verdedigen tegen het geweld van de politieagent.
Het hof verwerpt dit beroep en overweegt hierover het volgende.
Vooropgesteld wordt dat van noodweer sprake is als het begane feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte geschetste feitelijke gang van zaken niet aannemelijk is geworden. Zijn verklaring dat hij -zonder geweld vanuit zijn kant- ineens werd geslagen door de politieagent is niet in overeenstemming met hetgeen aangever en de getuigen hebben verklaard. Integendeel. Hoofdagent [hoofdagent] heeft verdachte gewelddadig bejegend, maar was daartoe genoodzaakt, niet alleen omdat verdachte agressief was tegen hem, maar ook tegen zijn collega's. Daarnaast was verdachte voornemens [hoofdagent] een kopstoot uit te delen door zijn hoofd met kracht in de richting van het hoofd van [hoofdagent] te brengen. Pas daarna heeft [hoofdagent] verdachte geslagen..
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet kunnen worden aangemerkt als verdediging, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moeten worden beschouwd, gericht op een gewelddadige confrontatie met [hoofdagent] en diens collega's.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-039299-18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 18-030806-19:
2.
hij op 4 februari 2019, in de gemeente [gemeente] , opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, dat aan een ander, te weten aan de Politie regio Noord-Nederland toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
parketnummer 18-039299-18:
hij op 30 juni 2017, in de gemeente [gemeente] , een ambtenaar, [hoofdagent] , hoofdagent van politie Noord-Nederland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem een vuistslag op/tegen de bovenlip te geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Het in de zaak met parketnummer 18-039299-18 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in het cellencomplex schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent. Hij heeft daarmee pijn en letsel veroorzaakt bij die agent. Dergelijk agressief gedrag jegens politieambtenaren is zeer kwalijk. Het belemmert hen in de uitoefening van hun taken en kan ertoe leiden dat er in toekomst bij deze personen remmingen optreden als zij met hun werk bezig zijn, hetgeen zowel maatschappelijk als persoonlijk zeer onwenselijk is. Daarnaast heeft verdachte opnieuw weer strafbaar obstructief gedrag vertoond jegens de politie door na aanhouding in de politiebus de brandblusser geheel leeg te spuiten waardoor deze politiebus onbruikbaar werd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2020 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, waaronder ook veroordelingen voor geweldsdelicten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 augustus 2020 naar voren gebracht dat hij op eigen initiatief een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Hij heeft nu woonruimte bij en begeleiding van het Leger des Heils in [gemeente] en is na het behalen van de benodigde certificaten werkzaam als heftruckchauffeur. Dit wordt bevestigd in een brief van de ambulant begeleider [begeleider] d.d. 31 juli 2020. [begeleider] beschrijft verdachte als een gedreven en gemotiveerde man die probeert een plaats in de samenleving te krijgen. Het onderbreken van dit proces zou zeer onwenselijk zijn, aldus [begeleider] .
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Echter gelet op de ernst van de feiten en de recidive voor wat betreft geweldsdelicten ziet het hof hier geen ruimte voor.
Bij deze stand van zaken is het hof met de politierechter en de advocaat-generaal van oordeel dat vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane feiten oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient verdachte in te scherpen zich in de toekomst te onthouden van het plegen van soortgelijke of andersoortige misdragingen.

Beslag

Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven gereedschap behoort aan de verdachte toe. Het is tot het begaan van het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde bestemd. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De inbeslaggenomen telefoon en schoenen worden teruggegeven aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57, 63, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-039299-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-030806-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 18-039299-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
gereedschap.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
telefoontoestel en schoenen.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 11 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.