In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 maart 2018. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit en hem voor het eerste feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven weken had geëist. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 339 hennepplanten, wat bijdraagt aan de illegale hennepteelt en daarmee aan de volksgezondheid schadelijke stoffen in de samenleving. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte in 2013 al eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar dat hij sinds het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft besloten de opgelegde straf van de rechtbank te vernietigen en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het tweede feit. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden van de zaak, waarbij de verdachte een proeftijd van twee jaar is opgelegd.