ECLI:NL:GHARL:2020:6909
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling in uitgaansgeweld wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met bijzondere voorwaarden, voor mishandeling. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van twee weken geëist en de schadevergoeding van € 200,-- voor de benadeelde partij toegewezen. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 heeft het hof de zaak onderzocht en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J. Buitenhuis, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging inhield dat de verdachte op 21 augustus 2018 de benadeelde partij had mishandeld door deze bij de keel te grijpen. Echter, na het onderzoek ter terechtzitting kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De aangever had verklaard dat hij met redelijke kracht bij de keel was vastgepakt, maar er was geen bewijs dat dit zo hardhandig was dat er pijn of letsel was ontstaan. Het hof oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk letsel had veroorzaakt.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen.