4.2De te benoemen deskundigen hebben aan het hof opgegeven dat zij een uurtarief hanteren van € 150,- excl. btw en dat naar verwachting circa 17 uur aan werkzaamheden zullen verrichten. In het aantal uren zijn geen dubbele uren van beide deskundigen verwerkt. Rekening houdend met enige verschotten en btw is het bedrag aan voorschot € 3.300,- incl. btw. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat de door [appellanten] c.s. aangedragen deskundige had genoemd, zodat het hof het voorschot op dat bedrag zal vaststellen.
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
benoemt tot deskundigen [C] en [D] , adres GW Navislaan 6, 9251 GG Burgum, e-mailadres: [C] @wijmenga.nl, telefoon: 0511-461757,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
a. heeft Kamminga & Partners in de door haar afgegeven waardebepalingen, waarvan de eerste waardebepaling mondeling is gegeven, in redelijkheid de onderhandse verkoopwaarde van de woning [a-straat] kunnen bepalen op
- € 385.000,- in mei/juni 2010,
- € 370.000,- in december 2011,
- € 335.000,- in december 2012,
- € 335.000,- in juni 2013.
hebt u bij de beoordeling van de waardebepaling in mei/juni 2010 er rekening mee gehouden dat de woning toen door de eigenaren zelf werd gebruikt, leeg en ontruimd zou worden geleverd en de woning in goede staat van onderhoud verkeerde?
hebt u bij de beoordeling van de waardebepalingen in december 2011, december 2012 en juni 2013 er rekening mee gehouden dat toen:
- de woning [a-straat] feitelijk door derden werd gebruikt (huur), maar verondersteld werd dat bij een verkoop de woning op korte termijn leeg en ontruimd zou kunnen worden opgeleverd?
- de staat van onderhoud - ten gevolge van het gebruik door derden en het niet, althans onvoldoende uitvoeren van regulier onderhoud - ten opzichte van mei/juni 2010 minder was?
als Kamminga & Partners in redelijkheid niet tot de onderhandse verkoopwaarde in de waardebepaling van mei/juni 2010 en/of december 2011 en/of december 2012 en/of
juni 2013 heeft kunnen komen
- tot welke onderhandse verkoopwaarde had Kamminga & Partners toen volgens u in redelijkheid (maximaal) kunnen komen? Kunt u die onderhandse verkoopwaarde onderbouwen?
- welke vraagprijs zou toen volgens u naar verwachting zijn bepaald gelet op de vraagprijzen die in overleg met [appellanten] c.s. na de door Kamminga & Partners uitgebrachte waardebepalingen werden gehanteerd?
- zou naar uw verwachting de woning toen, gelet op de vastgoedcrises en de door Kamminga & Partners gestelde krimpende markt voor het segment waartoe de woning [a-straat] behoort, bij die vraagprijs zijn verkocht en zo ja, op welke termijn?
geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de griffier aan de deskundigen een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
bepaalt dat de deskundigen op voet van het bepaalde in artikel 198 Rv bij hun onderzoek partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
beveelt partijen om aan de deskundigen alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zal sturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat de deskundigen het ondertekende deskundigenbericht vóór 1 januari 2021 aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden) zullen indienen;
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundigen op € 3.300,- (inclusief btw en verschotten);
bepaalt dat [appellanten] c.s. het voorschot dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die zij zullen ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundigen zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen zullen wenden tot
mr. D.H. de Witte, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundigen te verzenden;
verwijst de zaak naar de roldatum van vier weken na de datum waarop het definitieve deskundigenbericht ter griffie is ingeleverd voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellanten] c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. J.H. Kuiper en mr. H.M. Fahner en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 september 2020.