Uitspraak
(hierna: de reclassering)van 4 en 6 mei 2020;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2020 een tussenbeslissing genomen in het hoger beroep van een terbeschikkinggestelde. Het hof heeft de behandeling van de zaak heropend en verzocht aan de advocaat-generaal om de reclassering onderzoek te laten doen naar een tijdelijke opvangplek ter overbrugging van de wachttijd tot het begin van het verblijf bij een RIBW-voorziening. Tevens is er een verzoek gedaan om de mogelijkheden van ondersteuning door een Forensisch FACT-team te onderzoeken en de terbeschikkinggestelde hiervoor aan te melden.
De terbeschikkinggestelde, geboren in 1979 en verblijvende in detentie, heeft beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die op 3 oktober 2019 de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege had toegewezen. Tijdens de zitting op 7 mei 2020 is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, en is er ook een deskundige gehoord. De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven bereid te zijn om zich aan nieuwe voorwaarden te houden, waaronder een contactverbod met een bepaalde persoon.
Het openbaar ministerie heeft echter betoogd dat de veiligheid van de maatschappij een hervatting van de verpleging van overheidswege vereist, gezien de ernst van de indexdelicten en het recidivegevaar. Het hof heeft op basis van de informatie van de reclassering en eerdere hulpverleners geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, mits er duidelijke afspraken en een helder kader zijn. Het hof heeft de reclassering opgedragen om voor de volgende zitting te rapporteren over de voortgang van het onderzoek naar de opvang en ondersteuning.