ECLI:NL:GHARL:2020:6763

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
21-000724-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed en ongeldig rijbewijs met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en het rijden tijdens een ontzegging. De feiten vonden plaats op 22 oktober 2017, waarbij de verdachte als bestuurder van een voertuig een alcoholgehalte van 670 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tevens was het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard en had hij geen recht om motorrijtuigen te besturen, wat hij desondanks deed.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de hardnekkige recidive van de verdachte in overweging genomen. Ondanks de positieve signalen van de verdachte met betrekking tot zijn motivatie om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken, oordeelde het hof dat deze omstandigheden niet voldoende waren om af te zien van een gevangenisstraf. De verdachte is eerder al meerdere keren veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat zijn strafbaarheid en de noodzaak van een stevige straf onderstreept.

Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op acht weken en de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van zeven maanden. De beslissing is genomen met het oog op de verkeersveiligheid en de herhaling van delict gedrag door de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000724-18
Uitspraak d.d.: 28 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2018 met parketnummer 96-209163-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
(volgens opgave van de raadsman ter zitting) verblijvende te [verblijfplaats] , [verblijfadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van acht weken. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ten aanzien van feit 1 aan verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd voor de duur van zeven maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2018 ter zake van – kortgezegd – rijden onder invloed, rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en rijden tijdens een ontzegging veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de politierechter ten aanzien van feit 1 aan verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van zeven maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B en T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij, op of omstreeks 22 oktober 2017 te [plaats] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam] , een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, op 22 oktober 2017 te [plaats] , als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij, op 22 oktober 2017 te [plaats] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B en T, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij, op 22 oktober 2017 te [plaats] , terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straatnaam] , een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (670 microgram).
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft 22 oktober 2017 in [plaats] een auto bestuurd, nadat hij meer alcohol had gedronken dan is toegestaan. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Bovendien reed verdachte in een auto, terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd én terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door toch te rijden heeft verdachte een eerdere rechterlijke uitspraak, die is gewezen om de verkeersveiligheid te beschermen, aan zijn laars gelapt. Daarnaast heeft verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een besluit van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen.
Het hof neemt bij de strafoplegging de recidive van verdachte in aanmerking. Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie d.d. 15 juli 2020, een 48 pagina’s tellend stuk, is verdachte onder meer meerdere keren wegens rijden onder invloed onherroepelijk veroordeeld. Verdachte heeft derhalve getoond volstrekt ongevoelig te zijn voor waarschuwingen in het verleden. Deze van hardleersheid getuigende instelling rekent het hof verdachte aan.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de ondernomen stappen richting een eventuele opname in een verslavingskliniek, aanleiding geven om de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De raadsman heeft verzocht om oplegging van een (forse) taakstraf, dan wel oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de oriëntatiepunten.
Op grond van het bovenstaande, in het bijzonder gelet op de ernst van de feiten en de hardnekkige recidive van verdachte, acht het hof – evenals de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf van acht weken passend en geboden. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om hiervan af te zien. Het is weliswaar heel positief dat er sprake lijkt van enige motivatie om de verslavingsproblematiek te lijf te gaan, maar dit voornemen bevindt zich in een dusdanig pril stadium dat hiermee geen rekening kan worden gehouden. Er is (nog) geen sprake van ontwikkelingen die zouden worden doorkruist door de oplegging van een gevangenisstraf.
Daarnaast is het, uit het oogpunt van verkeersveiligheid, noodzakelijk dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor zeven maanden wordt ontzegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 28 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hofstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.