In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor de verzoeker, die onder bewind stond. De verzoeker, geboren in 1986, had eerder een bewindvoerder, [E], die op eigen verzoek was ontslagen. De kantonrechter had op 21 oktober 2019 een mentorschap ingesteld en [B] benoemd tot mentor. De verzoeker ging in hoger beroep tegen deze beschikking, omdat hij van mening was dat het mentorschap niet nodig was. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2020 werd duidelijk dat de verzoeker geen gebruik wilde maken van de aangeboden hulpverlening en dat de bewindvoering goed verliep. Het hof oordeelde dat niet was aangetoond dat de verzoeker niet in staat was om zijn belangen zelf waar te nemen. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter voor zover deze betrekking had op het mentorschap en de benoeming van [B] tot mentor. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.