ECLI:NL:GHARL:2020:6579

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
21-001052-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een verdachte in een winkelinbraak met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor een winkelinbraak in vereniging en kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij, Holland & Barrett. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2020 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van twee maanden en toewijzing van de schadevergoeding aan Holland & Barrett. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de inbraak, ondanks dat hij kort na de diefstal in de buurt van een mededader werd aangetroffen.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kunnen aantonen. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens heeft het hof de benadeelde partij, Holland & Barrett, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001052-18
Uitspraak d.d.: 21 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2018 met parketnummer 16-229259-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Holland & Barrett tot een bedrag van
€ 1.089,69 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor een winkelinbraak in vereniging en heeft verdachte daarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opgelegd. Daarnaast heeft de rechter de vordering van de benadeelde partij Holland & Barrett toegewezen tot een hoogte van
€ 1.084,69 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2017 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, - één of meerdere voedingssupplementen (waaronder: omega, lijnzaadolie, algen olie, borage olie, membrisum duindoornbesolie, lucovitaal glucosamine, zeecollageen, 1-carnitine, 5htp) en/of - één of meerdere verpakkingen cosmetica (crème) en/of - één of meerdere verzorgingsproducten (waaronder: aromatherapie, tea tree olie, cactusolie, huidolie, teunisbloemolie, tamanu olie, protectionserum, slakkencreme, slakkengel) en/of - één of meerdere verpakkingsproducten (tasjes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Holland & Barrett (voormalig genaamd de Tuinen), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Wat de bijdrage van verdachte is bij de inbraak is onduidelijk. Niet is komen vast te staan dat verdachte dan wel zijn mededader in de winkel is geweest en niet is gebleken dat verdachte enige voorbereidingshandelingen heeft getroffen. Bovendien zijn er geen sporen die naar verdachte leiden, aldus de verdediging.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er diverse feiten en omstandigheden zijn die duiden op betrokkenheid bij de gepleegde diefstal en dat er geen contra-indicaties zijn met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal.
Het hof overweegt dat verdachte onder verdachte omstandigheden kort na de diefstal in de buurt van een ander is aangetroffen die in het bezit was van de sleutel van de auto waarin gestolen goederen afkomstig uit de winkel zijn aangetroffen. Er zijn echter onvoldoende andere feiten en omstandigheden in het dossier aangetroffen die duiden op de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. Aldus heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij Holland en Barrett (de Tuinen)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.942,67. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.084,69. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij Holland en Barrett (de Tuinen)

Verklaart de benadeelde partij Holland en Barrett (de Tuinen) niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 21 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.