ECLI:NL:GHARL:2020:6571
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Koldenhof-ten Kate
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verkeerssanctie voor invoegen zonder voorrang te verlenen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij de betrokkene, een B.V., een sanctie van € 230,- is opgelegd voor het invoegen zonder het overige verkeer voor te laten gaan. De gedraging vond plaats op 30 mei 2018 op het Europaplein in Amsterdam. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet op het laatste moment heeft ingevoegd en dat de ambtenaar hem niet heeft staande gehouden, waardoor hij zich moeilijker kon verweren. Het hof heeft de zaak behandeld op 6 augustus 2020, waarbij de gemachtigde van de betrokkene aanwezig was en de advocaat-generaal vertegenwoordigd was door mr. [D].
Het hof oordeelt dat de sanctie terecht is opgelegd, omdat de ambtenaar heeft verklaard dat hij moest remmen om een aanrijding te voorkomen, wat aantoont dat de betrokkene het overige verkeer niet heeft laten voorgaan. De gemachtigde ontkent dat hij op het allerlaatste moment heeft ingevoegd, maar het hof concludeert dat de verklaring van de ambtenaar voldoende is om de gedraging vast te stellen. De sanctie is opgelegd op basis van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), dat bepaalt dat een sanctie aan de kentekenhouder kan worden opgelegd als de identiteit van de bestuurder niet kan worden vastgesteld.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat de gemachtigde niet in het gelijk is gesteld. De zaak benadrukt het belang van het naleven van verkeersregels en de verantwoordelijkheden van bestuurders bij bijzondere manoeuvres.