ECLI:NL:GHARL:2020:6571

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
200.259.605
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeerssanctie voor invoegen zonder voorrang te verlenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij de betrokkene, een B.V., een sanctie van € 230,- is opgelegd voor het invoegen zonder het overige verkeer voor te laten gaan. De gedraging vond plaats op 30 mei 2018 op het Europaplein in Amsterdam. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet op het laatste moment heeft ingevoegd en dat de ambtenaar hem niet heeft staande gehouden, waardoor hij zich moeilijker kon verweren. Het hof heeft de zaak behandeld op 6 augustus 2020, waarbij de gemachtigde van de betrokkene aanwezig was en de advocaat-generaal vertegenwoordigd was door mr. [D].

Het hof oordeelt dat de sanctie terecht is opgelegd, omdat de ambtenaar heeft verklaard dat hij moest remmen om een aanrijding te voorkomen, wat aantoont dat de betrokkene het overige verkeer niet heeft laten voorgaan. De gemachtigde ontkent dat hij op het allerlaatste moment heeft ingevoegd, maar het hof concludeert dat de verklaring van de ambtenaar voldoende is om de gedraging vast te stellen. De sanctie is opgelegd op basis van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), dat bepaalt dat een sanctie aan de kentekenhouder kan worden opgelegd als de identiteit van de bestuurder niet kan worden vastgesteld.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat de gemachtigde niet in het gelijk is gesteld. De zaak benadrukt het belang van het naleven van verkeersregels en de verantwoordelijkheden van bestuurders bij bijzondere manoeuvres.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.259.605/01
CJIB-nummer
: 217398413
Uitspraak d.d.
: 20 augustus 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2019, betreffende

[de betrokkene] B.V. (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is [B] , woonachtig te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 augustus 2020. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 230,- voor: “invoegen zonder overige verkeer voor te laten gaan”. Deze gedraging zou zijn verricht op 30 mei 2018 om 15.22 uur op het Europaplein in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde was de bestuurder van het voertuig. Hij voert aan dat het voor hem veel moeilijker is om zich te verweren nu de ambtenaar hem niet heeft staande gehouden.
3. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt zodat aan hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
4. De ambtenaar heeft als reden dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden opgegeven: “geen politie transparant voorhanden en tevens de verkeersdrukte.”
5. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de verklaring van de ambtenaar genoegzaam dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. De sanctie kon derhalve terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan de kentekenhouder worden opgelegd. Het verweer van de gemachtigde treft geen doel.
6. De gemachtigde ontkent ten stelligste dat hij op het allerlaatste moment zijn voertuig ertussen heeft gedrukt. Uit de door de ambtenaar gemaakte foto blijkt dat de gemachtigde net het verkeerslicht is gepasseerd. Gelet op een snelheid van vijftien kilometer per uur moet deze foto 63 meter voor dit punt zijn gemaakt. De gemachtigde voert aan dat als hij ruim zestig meter voor de kruising invoegt dat dat zeker niet op het laatste moment is omdat hij kennelijk niet in de rij wil staan. Het wisselen van rijbaan kan alleen veilig door middel van ritsen. De gemachtigde heeft geritst met een lage snelheid.
7. De onderhavige gedraging behelst een overtreding van artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling luidt:
“Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.”
8. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daartoe aanleiding geeft.
9. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Betrokkene reed met zijn taxi op de rechterrijstrook komende uit de richting van de Rooseveltlaan en gaande in de richting van het Scheldeplein te Amsterdam. Het was zeer druk met verkeer en er stond een lange rij wachtende voertuigen voor het verkeerslicht voor linksaf. Betrokkene reed langs deze rij wachtende voertuigen en drukte op het laatste moment zijn voertuig voor mijn voertuig. Ik moest remmen op een aanrijding te voorkomen. Kennelijk wilde betrokkene niet in de rij staan met wachtende voertuigen voor het verkeerslicht. (…)
Bijlagen: een fotografische opname.”
10. In een door de advocaat-generaal overgelegd proces-verbaal van bevindingen heeft de ambtenaar verklaard:
“Ik heb dit proces-verbaal opgemaakt aangezien betrokkene met zijn taxi voorzien van kenteken
[00-YYY-0] voor mijn voertuig heeft ingevoegd zonder hierbij voorrang te verlenen. Betrokkene drukte zich met zijn taxi tussen mij en mijn voorganger in. Ik weet nog dat ik moest remmen om betrokkene niet te raken met mijn voertuig. Ik weet nog dat ik dit een bijzonder gevaarlijke en asociale verrichting vond en direct na de overtreding een foto heb gemaakt van het kenteken van de taxi van betrokkene. (…) Betrokkene volgde immers de rijstrook bestemd voor het verkeer voor rechtsaf om vervolgens toch linksaf te slaan. De rijbaan voor linksaf was op het moment van de overtreding vol met wachtend verkeer. Verkeer wat vanwege de verkeersdrukte ter plaatse moest wachten. (…) er is namelijk ter plaatse geen sprake van het moeten gebruiken van de invoegstrook of ritsen. Er staat ter plaatse ook geen bebording die zoiets dergelijks aangeeft. (…)
Het maken van een foto kost mij slechts enkele seconden (de gemaakte berekeningen van de betrokkene raken kant nog wal in deze casus) (…)
Betrokkene is zeker niet 60 meter voor het kruispunt ingevoegd (…)
Van “duidelijk en tijdig aangeven” van rijstrook te moeten wisselen was absoluut geen sprake (…)
als bijlage (Bijlage 1) een Google Maps plattegrond van de verkeerssituatie ter plaatse.”
11. Niet in het geschil is dat de gemachtigde een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, namelijk dat hij van rijstrook is gewisseld c.q. op een andere rijstrook is ingevoegd. Voor de vaststelling of de gedraging is verricht is van belang of de gemachtigde het overige verkeer daarbij niet heeft laten voorgaan.
12. Uit de verklaringen van de ambtenaar blijkt hij moest remmen om een aanrijding te voorkomen. Nu de ambtenaar moest remmen om het voertuig van de gemachtigde niet te raken, kon de ambtenaar zijn weg niet ongehinderd vervolgen en heeft de gemachtigde de ambtenaar aldus niet laten voorgaan. Het door de gemachtigde voor het eerst ter zitting in hoger beroep aangevoerde dat er meer dan voldoende ruimte was om in te voegen, leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de verklaring van de ambtenaar. Op basis van hiervoor weergegeven verklaringen van de ambtenaar kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Hetgeen overigens is aangevoerd, doet hieraan niet af. Het hof verwerpt derhalve de bezwaren van de gemachtigde. De sanctie is terecht opgelegd.
13. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
14. De gemachtigde heeft ter zitting van het hof verzocht om vergoeding van reiskosten.
15. Nu de gemachtigde niet in het gelijk is gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding voor de reiskosten die de gemachtigde heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep worden afgewezen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.