ECLI:NL:GHARL:2020:6496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
21-003831-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot mensenhandel na onvoldoende bewijs van concrete gedragingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot mensenhandel. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 5 augustus 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, waarin een gevangenisstraf en een taakstraf werden geëist. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte onvoldoende concreet waren om als poging tot mensenhandel te worden gekwalificeerd. De verdachte had enkel WhatsApp-berichten gestuurd naar het slachtoffer, waarin hij vroeg of zij voor hem wilde werken, maar er waren geen verdere concrete handelingen ondernomen om de plannen daadwerkelijk uit te voeren. Het hof oordeelde dat deze berichten niet voldoende waren om een begin van uitvoering van de poging tot mensenhandel aan te nemen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde handelen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003831-18
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 25 juni 2018 met parketnummer 05-780002-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag 1] 1996,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.G.W.M. Huijbers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot mensenhandel van [slachtoffer] .
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 t/m 9 augustus 2016 te Groesbeek en/of te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2000)
(sub 5)
ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling te ondernemen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel te trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2000) met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
die [slachtoffer] voornoemd, de volgende WhatsApp-berichten heeft gestuurd:
  • dat zij hoertje voor geld moest worden/moest spelen
  • dat zij voor hem moest komen werken
  • of zij wilde werken of niet
  • dat zij wat foto's van haar zelf moest sturen
  • dat ze sowieso meer dan 4kop (4.000 euro) zou maken
  • dat het na 10 minuten meestal al klaar is
  • dat zij iets moois aan moet doen
  • dat hij haar met de auto komt ophalen
  • dat zij 3 sexy mooie foto's moet sturen, van body, kontje en borsten
  • dat als zij al vast foto's maakt hij al vast een advertentie kan zetten en dan bellen mensen voor een afspraak
  • dat zij dan een hotel pakken
  • dat zij sowieso geen 20 neukt, gewoon effetjes
  • dat zij het moet zien als vluggertje met condoom en zij hebben toch een kleine pik dus ja gaat er niet helemaal in
  • dat als zij serieus is zij 6 duizend pakken binnen 3 weken, misschien ook meer
  • dat zij vandaag gaan beginnen
  • dat zij ook came (webcam) kunnen doen via zijn bankrekening
  • dat zij foto's moet maken zonder gezicht
  • dat hij de dingen regelt
  • dat hij haar komt halen
  • dat als zij doet wat zij hadden afgesproken, zij wordt beschermd met een 9 mm wapen
  • dat zij beveiliging krijgt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende WhatsApp-gesprekken leidt het hof af dat [slachtoffer] op 5 augustus 2016 naar verdachte heeft gestuurd ‘ [naam] al moet ik hoer worden voor mijn geld’. Verdachte heeft daarop gereageerd met ‘Kom voor mij werken dan’, ‘wilje werken of niet’, ‘wil je werken geld maken’ en ‘ik kan regele snapje’. Verdachte heeft vervolgens foto’s van [slachtoffer] gevraagd, gezegd dat hij een advertentie voor haar wilde maken en hij heeft met haar geappt over wat ze zou gaan verdienen. Verder dan het voeren van dit soort gesprekken is verdachte evenwel niet gegaan. Verdachte heeft geen concrete handelingen verricht om de besproken plannen daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. De gedragingen van verdachte zijn naar het oordeel van het hof aldus onvoldoende concreet om naar de uiterlijke verschijningsvorm te moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de ten laste gelegde poging tot mensenhandel. In dit geval is het versturen van enkel de WhatsApp-berichten onvoldoende om een begin van uitvoering van de poging tot mensenhandel aan te nemen. Daarbij weegt het hof mee dat verdachte zelf heeft gesteld (en dat wordt ook deels bevestigd door het dossier) dat de betreffende uitlatingen niet serieus bedoeld waren, hij [slachtoffer] niet zelf actief heeft benaderd om in de prostitutie te gaan werken maar heeft voortgeborduurd op haar opmerking ‘al moet ik hoer worden voor mijn geld’ en dat hij zich niet eerder bezig heeft gehouden met mensenhandel.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00 (bestaande uit immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover dit aan het hof voorligt en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. R.J. Bokhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Vugs, griffier,
en op 19 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 augustus 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.G.J. Welbergen, voorzitter,
mr. R. Zwarts, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.