Uitspraak
[appellant],
Caterpillar,
1.1 Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het appelexploot van 4 oktober 2019;
3.De vaststaande feiten
4.4 De vorderingen en de beslissing van de kantonrechter
4.2 Nadat [appellant] verweer had gevoerd, heeft de kantonrechter in het
vonnis van5 maart 2019een mondelinge behandeling bevolen.
In het
vonnis van 21 mei 2019heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van
€ 2.228,07, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 6 december 2018, en heeft hij [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij met Caterpillar een nadere afspraak heeft gemaakt inhoudende dat een betalingsachterstand van drie maanden mocht bestaan en dat Caterpillar tot aan deze achterstand niet tot invorderingsmaatregelen mocht overgaan.
In het
vonnis van 16 juli 2019heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] het door hem te leveren bewijs niet heeft geleverd en heeft hij [appellant] veroordeeld tot betaling van € 684,34, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 december 2018, tot betaling van de leasetermijnen vanaf 6 december 2018 tot en met 6 augustus 2019. [appellant] is verder in de proceskosten veroordeeld.
5.De ontvankelijkheid van het appel
6.De bespreking van de grieven
5 mei 2017 dan ook, bij gebreke van een afwijkende afspraak - en dat zo’n afspraak niet is gemaakt, staat in hoger beroep, zoals hiervoor is overwogen, niet ter discussie - in beginsel bevoegd de overeenkomst tussentijds te beëindigen. [appellant] was vanwege die beëindiging verplicht de wiellader weer aan Caterpillar ter beschikking te stellen (vgl. artikel 9 van de algemene voorwaarden). Toen [appellant] dat, ondanks sommatie, niet deed, had Caterpillar het recht om een bedrijf in te schakelen om de wiellader op 7 juli 2017 bij hem op te halen. Ook als Caterpillar er ten onrechte vanuit ging dat op 7 juli 2017 vijf leasetermijnen openstonden, was [appellant] verplicht de wiellader af te geven. Die verplichting was niet gebaseerd op het precieze aantal op dat moment openstaande leasetermijnen, maar op de al plaatsgevonden hebbende beëindiging van de overeenkomst op 5 mei 2017. [appellant] bestrijdt dan ook ten onrechte dat Caterpillar het recht had op 7 juli 2017 de wiellader op te (laten) halen. Omdat