ECLI:NL:GHARL:2020:6462

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
200.278.107
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van een kind op school in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op een basisschool. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend om haar kind, [de minderjarige1], in te schrijven op de Christelijke Basisschool (CBS) [D] te [A]. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de moeder in hoger beroep ging. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde verweer en vroeg het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep of het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kinderen en dat er een geschil is ontstaan over de schoolkeuze. De moeder heeft aangegeven dat de huidige school, de Openbare Basisschool [E], niet langer een veilige omgeving biedt voor [de minderjarige1] vanwege de nieuwe relatie van de vader. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat inschrijving op CBS [D] in de nabijheid van de woonplek van de moeder de beste optie is. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend voor de inschrijving van [de minderjarige1] op CBS [D] met ingang van het schooljaar 2020-2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.278.107
(zaaknummer rechtbank Gelderland 365325)
beschikking van 18 augustus 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Anik te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H. Hofstede te Doetinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 mei 2020, en
  • het verweerschrift in hoger beroep met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 augustus 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [C] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2012 met elkaar gehuwd. De moeder heeft op 30 december 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 te [A] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [A] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking van 22 juni 2020 heeft de rechtbank Gelderland voor zover van belang de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald, en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen vastgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het verlenen van vervangende toestemming aan de moeder om [de minderjarige1] in te schrijven op de Christelijke Basisschool (CBS) [D] te [A] tegen de eerst mogelijke datum.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen.
4.2
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat aan haar de vervangende toestemming wordt verleend om [de minderjarige1] in te schrijven op de Christelijke Basisschool (CBS) [D] te [A] .
4.3
De vader voert verweer. De vader verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de moeder in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het onderliggende verzoek is gebaseerd op artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikellid bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van (een van) de ouders kunnen worden voorgelegd aan de rechter.
5.2
[de minderjarige1] woont sinds november 2019 met de moeder en [de minderjarige2] bij de ouders van de moeder. De moeder is van plan om daar voorlopig te blijven wonen. [de minderjarige1] staat thans ingeschreven bij de Openbare Basisschool [E] (verder ook: [E] ) in [A] . Zij gaat aankomend schooljaar naar groep 3.
De Christelijke Bassischool [D] (verder ook: [D] ) bevindt zich op loopafstand van [de minderjarige1] huidige woonplek. Een aantal kinderen uit de buurt gaat ook naar [D] .
[E] is vier kilometer verwijderd van [de minderjarige1] huidige woonplek.
De vader heeft - in elk geval vanaf november 2019 - een relatie met de moeder van een klasgenootje en vriendinnetje van [de minderjarige1] .
5.3
Bij het oordeel van het hof staat voorop dat voor kinderen in de leeftijd van [de minderjarige1] de basisschool een veilige plek moet zijn en dat wisselingen van basisschool liever worden vermeden. Voorts is het belang van [de minderjarige1] – zoals de raad adviseert – dat zij naar een school gaat die in de buurt is van haar woonplek. Dat is de plaats waar zij het grootste deel van haar tijd zal doorbrengen en waar zij ook de meeste sociale contacten zal opbouwen.
5.4
Door de relatie van de vader met de moeder van haar klasgenootje en vriendinnetje biedt [E] naar het oordeel van het hof niet langer de vertrouwde basis voor [de minderjarige1] zoals dat voorheen wel het geval was. [de minderjarige1] krijgt daar de spanningen mee van – mogelijke – confrontaties tussen de moeder en de nieuwe partner van de vader. Als [de minderjarige1] naar [D] gaat, wordt zij daarmee op school niet meer geconfronteerd. [D] zal haar aldus een veilige bestendige omgeving kunnen bieden.
Voorts is de nabijheid van [D] van belang, [de minderjarige1] hoeft niet dagelijks met de auto of de fiets naar school te worden gebracht, vriendinnen en vrienden van school wonen bij haar in de buurt, zodat samen spelen op minder praktische bezwaren stuit.
Naar het oordeel van het hof is van gemotiveerde en onderbouwde bezwaren tegen [D] niet, althans onvoldoende, gebleken.
5.4
Dit alles afwegende acht het hof in het belang van [de minderjarige1] wenselijk dat zij wordt ingeschreven op [D] in [A] . Daarom zal het hof het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van [de minderjarige1] op [D] in [A] , toewijzen.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 februari 2020 en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige1] , geboren [in] 2014 te [A] , op basisschool CBS [D] te [A] , met ingang van het schooljaar 2020-2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en R.A. Eskes, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter en de overige leden van de combinatie getekend door mr. A. Smeeing-van Hees, en is op 18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.