ECLI:NL:GHARL:2020:6457

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
200.272.713
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de onderbewindstelling van goederen van een meerderjarige met een verstandelijke beperking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor [verzoekster], een meerderjarige met een licht verstandelijke beperking. De kantonrechter in de rechtbank Gelderland had op 21 november 2019 een bewind ingesteld over de goederen van [verzoekster] en [de bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder. [verzoekster] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om de onderbewindstelling op te heffen of, indien het hof deze noodzakelijk acht, [de bewindvoerder] te ontslaan en [H] als nieuwe bewindvoerder te benoemen.

Tijdens de zitting op 21 juli 2020 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder [verzoekster], haar advocaat, [de moeder], [de vader], [de broer] en [de bewindvoerder]. Het hof heeft vastgesteld dat de onderbewindstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de hulpbehoevendheid van [verzoekster] bij het aanvragen van financiële voorzieningen en het beheren van haar persoonsgebonden budget. Het hof heeft ook opgemerkt dat er een mogelijke belangenverstrengeling kan ontstaan als haar persoonlijke begeleider deze taken zou uitvoeren.

Het hof heeft uiteindelijk besloten de onderbewindstelling in stand te laten, maar de benoeming van [de bewindvoerder] te vernietigen en [H] als nieuwe bewindvoerder te benoemen, met ingang van 1 september 2020. Dit biedt [de bewindvoerder] de tijd om haar werkzaamheden af te ronden. De beslissing is genomen met inachtneming van de voorkeur van [verzoekster] en de bereidheid van [H] om de rol van bewindvoerder op zich te nemen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.272.713
(zaaknummer rechtbank Gelderland 7942630)
beschikking van 18 augustus 2020
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.S. Clarenbeek te Zutphen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [A] ,
verder: [de moeder] ,
en
[de vader],
wonende te [E] ,
verder: [de vader] ,
en
[de broer],
wonende te [E] ,
verder: [de broer] ,
en
[de bewindvoerder],
als bewindvoerder over de goederen van [verzoekster] ,
kantoorhoudende te [F] ,
verder: [de bewindvoerder] .

1.De rechtszaak bij de kantonrechter

De kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 21 november 2019 een beslissing genomen. In die beslissing staat hoe de rechtszaak bij de kantonrechter is gegaan.

2.De rechtszaak in hoger beroep

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 januari 2020;
  • een brief van [de broer] van 27 februari 2020 met een bijlage, en
  • een brief van mr. Clarenbeek van 6 maart 2020 met een bijlage.
2.2
De zitting bij het hof was op 21 juli 2020. Op de zitting waren aanwezig als belanghebbenden:
  • [verzoekster] en haar advocaat,
  • [de moeder] ,
  • [de vader] ,
  • [de broer] en
  • [de bewindvoerder] (via videobellen / FaceTime).
Als informanten waren aanwezig:
  • [G] en
  • [H] (hierna: [H] ).

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is de dochter van [de moeder] en [de vader] . Zij is geboren [in] 2001. Zij heeft een licht verstandelijke beperking en zij woont bij [de moeder] . [de broer] is haar broer.
3.2
[de moeder] heeft de kantonrechter op 30 juli 2019 gevraagd om een bewind in te stellen over de goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren.

4.Waar het nu over gaat

4.1
De kantonrechter heeft op 21 november 2019 (voor zover hier van belang) de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] onder bewind gesteld en [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
4.2
[verzoekster] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en is daarom in hoger beroep gekomen. [verzoekster] vindt dat de onderbewindstelling niet nodig is. Daarom vraagt zij het hof de beslissing van de kantonrechter te vernietigen en als dat niet kan de onderbewindstelling op te heffen.
Als het hof vindt dat de onderbewindstelling wel nodig is dan vraagt [verzoekster] het hof [de bewindvoerder] te ontslaan en [H] tot bewindvoerder te benoemen.
4.3
[de moeder] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Dit betekent dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verzoeken van [verzoekster] . [de vader] , [de broer] en [de bewindvoerder] hebben op de zitting bij het hof bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [verzoekster] om de onderbewindstelling op te heffen. Zij hebben gezegd dat zij de onderbewindstelling nodig vinden.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

5.1
Net als de kantonrechter vindt het hof dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een onderbewindstelling (artikel 1:431 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek). Het hof vindt de onderbewindstelling ook nog steeds nodig. Het hof vindt daarbij vooral belangrijk wat [de bewindvoerder] op de zitting bij het hof heeft gezegd, namelijk dat zij het bewind nodig vindt omdat [verzoekster] hulp nodig heeft bij het aanvragen van financiële voorzieningen (“geldpotjes”) waar zij recht op heeft. Ook het beheren van haar persoonsgebonden budget is best ingewikkeld en [verzoekster] kan daar wel hulp bij gebruiken. Als haar persoonlijk begeleider of iemand anders van WWIB Zorg op Maat dat zou doen, dan kan er belangenverstrengeling ontstaan. Daarom is het beter als er een onafhankelijke bewindvoerder is.
Het hof vindt de onderbewindstelling ook nodig omdat [verzoekster] van plan is om op (korte) termijn zelfstandig te gaan wonen. Dan gaat er ook het een en ander veranderen wat de geldzaken van [verzoekster] betreft. Het is goed mogelijk dat op een gegeven moment zal blijken dat [verzoekster] geen bewindvoerder meer nodig heeft, maar dat is nu nog niet zo.
5.2
Op de zitting bij het hof heeft [verzoekster] verteld dat zij het eens was met het verzoek van [de moeder] om een bewind in te stellen, maar dan alleen als [H] tot bewindvoerder zou worden benoemd. [H] heeft aan de kantonrechter laten weten dat hij het goed vindt om te worden benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [verzoekster] . In de beslissing van de kantonrechter staat dat geen bezwaar bestaat tegen benoeming van de voorgestelde bewindvoerder. Toch heeft de kantonrechter niet de uitdrukkelijke voorkeur van [verzoekster] gevolgd, maar [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd. Op grond van de stukken die in het dossier zitten en wat op de zitting bij het hof is gebleken, gaat het hof ervan uit dat sprake is van een vergissing en dat het de bedoeling was van de kantonrechter om [H] tot bewindvoerder te benoemen. [H] heeft tegen het hof gezegd dat hij nog steeds bereid is om tot bewindvoerder te worden benoemd.
5.3
Vanwege al deze redenen zal het hof de onderbewindstelling in stand laten. De benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder zal het hof vernietigen met ingang van 1 september 2020. In de plaats van [de bewindvoerder] zal het hof [H] tot bewindvoerder benoemen. Het hof laat die benoeming ingaan per 1 september 2020, zodat [de bewindvoerder] de tijd heeft om haar werkzaamheden af te ronden. Omdat [H] geen vergoeding wil voor zijn werkzaamheden als bewindvoerder, zal het hof voor hem geen beloning vaststellen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt met ingang van 1 september 2020 de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 november 2019, voor zover die betrekking heeft op de benoeming en de beloning van de huidige bewindvoerder [de bewindvoerder] , geboren te [I] [in] 1971, en in zoverre opnieuw beschikkende;
benoemt met ingang van 1 september 2020 ten behoeve van [verzoekster] tot opvolgend bewindvoerder: [H] , geboren te [E] [in] 1955, correspondentieadres: [a-straat 1] , [E] ;
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en Bewindregister;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en Z.J. Oosting, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.