In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor [verzoekster], een meerderjarige met een licht verstandelijke beperking. De kantonrechter in de rechtbank Gelderland had op 21 november 2019 een bewind ingesteld over de goederen van [verzoekster] en [de bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder. [verzoekster] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om de onderbewindstelling op te heffen of, indien het hof deze noodzakelijk acht, [de bewindvoerder] te ontslaan en [H] als nieuwe bewindvoerder te benoemen.
Tijdens de zitting op 21 juli 2020 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder [verzoekster], haar advocaat, [de moeder], [de vader], [de broer] en [de bewindvoerder]. Het hof heeft vastgesteld dat de onderbewindstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de hulpbehoevendheid van [verzoekster] bij het aanvragen van financiële voorzieningen en het beheren van haar persoonsgebonden budget. Het hof heeft ook opgemerkt dat er een mogelijke belangenverstrengeling kan ontstaan als haar persoonlijke begeleider deze taken zou uitvoeren.
Het hof heeft uiteindelijk besloten de onderbewindstelling in stand te laten, maar de benoeming van [de bewindvoerder] te vernietigen en [H] als nieuwe bewindvoerder te benoemen, met ingang van 1 september 2020. Dit biedt [de bewindvoerder] de tijd om haar werkzaamheden af te ronden. De beslissing is genomen met inachtneming van de voorkeur van [verzoekster] en de bereidheid van [H] om de rol van bewindvoerder op zich te nemen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.