Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 september 2019;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Thoenes-Van der Veen van 20 mei 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Leenders van 20 mei 2020 met spreekaantekeningen;
- een journaalbericht van mr. Leenders van 25 mei 2020 met producties;
- een e-mailbericht van mr. Thoenes-Van der Veen van 26 mei 2020;
- een journaalbericht van mr. Thoenes-Van der Veen van 27 mei 2020 met spreekaantekeningen, en
- een journaalbericht van mr. Thoenes-Van der Veen van 3 juni 2020 met reactie op spreekaantekeningen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Het hof gaat ervan uit dat mevrouw [X] in staat moet worden geacht in elk geval een inkomen op bijstandsniveau te verdienen. Met dat inkomen kan zij echter niet de helft van de huurlasten van de man dragen, maar slechts € 226,- per maand, het bedrag van de gemiddelde basishuur die een bijstandsgerechtigde geacht wordt uit het bedrag van de bijstandsnorm te kunnen voldoen. Gelet hierop slaagt grief 2 gedeeltelijk.
De vrouw behoefde er niet eerder dan per 1 januari 2019 rekening mee te houden dat de partneralimentatie zou worden verminderd. Voor haar betekent de verlaging met terugwerkende kracht feitelijk dat zij mogelijk een deel van wat zij heeft ontvangen zal moeten terugbetalen, zonder dat zij in de gelegenheid was haar uitgaven en lasten aan te passen aan de verminderde partneralimentatie. Gelet op het relatief geringe verschil tussen de betaalde partneralimentatie en het bedrag dat het hof in deze beschikking vaststelt, acht de rechtbank dit voor de vrouw echter niet onoverkomelijk. Zij heeft op dit punt ook niets aangevoerd, behalve het feit dat zij een hoge huur heeft. Daar komt bij dat de vrouw in eerste aanleg heeft gesteld dat sprake is van een achterstand in de betalingen van circa € 7.000. Het hof acht het niet aannemelijk dat die gehele achterstand inmiddels is ingelopen, zodat feitelijk niet kan worden vastgesteld dat de vrouw enig bedrag zal moeten terugbetalen.
6.De slotsom
7.De beslissing
- met ingang van 1 januari 2019: € 822,- per maand, en
- met ingang van 1 januari 2020: € 842,55 per maand,