ECLI:NL:GHARL:2020:6452

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
200.267.563
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2019 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de moeder alleen met het gezag was belast. De moeder, verweerster in hoger beroep, had verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland en constateert dat de vader na de echtscheiding in 2015 weinig betrokken is geweest bij de opvoeding van de kinderen. De vader heeft in de mondelinge behandeling aangegeven niet betrokken te willen zijn bij de dagelijkse opvoeding, maar enkel advies te willen geven. De moeder heeft daarentegen verzocht om het eenhoofdig gezag, wat door de raad voor de kinderbescherming werd ondersteund in hun gewijzigde advies.

Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast, omdat de vader niet heeft aangetoond bereid te zijn om zich actief in te zetten voor de opvoeding en het welzijn van de kinderen. De vader heeft niet laten zien dat hij zich verdiept in het leven van de kinderen, wat essentieel is voor het gezamenlijk gezag. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.267.563
(zaaknummer rechtbank Gelderland 338016)
beschikking van 18 augustus 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Rijsewijk te Duiven,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J. Nijhof te Apeldoorn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de onder voormeld zaaknummer uitgesproken beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, (verder: de rechtbank) van 27 november 2018 (verder: de tussenbeschikking) en 16 juli 2019 (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 oktober 2019;
  • het verweerschrift, en
  • de journaalberichten van 30 maart 2020 van zowel mr. Van Rijsewijk en als van mr. Nijhof.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] heeft bij brief van 5 januari 2020 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
Na verschijning van partijen en hun advocaten is de mondelinge behandeling van 26 maart 2020 aangehouden omdat de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad), hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig was.
2.4
De mondelinge behandeling is voortgezet op 2 juli 2020. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • [C] namens de raad.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 9 maart 2015 ontbonden.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , verder: [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 te [B] , en
  • [de minderjarige2] , verder: [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [B] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de tussenbeschikking heeft de rechtbank, naar aanleiding van het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, de raad verzocht om een onderzoek in te stellen, te rapporteren en te adviseren omrent het gezag over de kinderen.
4.2
In het rapport van 7 maart 2019 adviseert de raad om het in 4.1 genoemde verzoek van de moeder af te wijzen en het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen in stand te laten.
4.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen beëindigd en bepaald dat het gezag voortaan door de moeder zal worden uitgeoefend. Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.4
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 juli 2019. De vader richt een – algemene – grief tegen die beschikking en verzoekt het hof deze te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
4.5
De moeder heeft een verweerschrift ingediend. De moeder verzoekt het hof het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering van gronden, te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan een van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank de moeder alleen met het gezag over de kinderen te belasten. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.3
De vader was tijdens het huwelijk veel van huis. Na de echtscheiding in 2015 is de vader rond 2017 door zijn vertrek naar Afrika uit het leven van de kinderen verdwenen. De dagelijkse opvoeding van de kinderen liet de vader aan de moeder over. Inmiddels woont de vader weer in Nederland maar dat heeft niet geleid tot een bestendig contact tussen hem en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
De vader heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat hij niet betrokken wil zijn bij de dagelijkse opvoeding van de kinderen. Uitoefening van het gezag betekent voor hem vooral hen adviseren op hun weg naar volwassenheid.
De vader erkent dat hij niet altijd is ingegaan op uitnodigingen van de moeder voor betrokkenheid bij de kinderen, zoals zijn aanwezigheid op verjaardagen van de kinderen, bezoeken aan school in verband met de schoolkeuze van [de minderjarige1] en belafspraken. De vader heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij niet inziet hoe belafspraken hem dichter bij de kinderen zal brengen.
5.4
De moeder blijft bij haar verzoek om het eenhoofdig gezag.
5.5
De raad heeft op de mondelinge behandeling zijn advies gewijzigd ten opzichte van het rapport van 7 maart 2019. Het advies van de raad luidt thans de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen.
5.6
[de minderjarige1] heeft het hof in een brief laten weten dat hij blij is met de beslissing van de rechter om de moeder alleen te belasten met het gezag over hem.
5.7
Het hof is ervan overtuigd dat de vader van de kinderen houdt en goede bedoelingen met hen heeft. Voor gezamenlijke invulling van het gezag zijn goede bedoelingen echter niet voldoende. Voor het nemen van de belangrijke (gezags)beslissingen moeten ouders hun kinderen kennen en weten wat voor hen van belang is. Om de goede beslissingen te kunnen nemen is het nodig dat de vader zich verdiept in alle facetten van het leven van de kinderen, zoals hun scholen, hobby’s en medische aangelegenheden. De vader heeft niet laten zien dat hij daartoe bereid is en het is niet te verwachten dat daarin op korte termijn verbetering zal komen.
Het is onder de gegeven omstandigheden dan ook in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de moeder alleen belast is met het gezag over hen, zodat de noodzakelijke beslissingen ook met de nodige voortvarendheid kunnen worden genomen.
5.8
Met de beëindiging van zijn gezag is de rol van de vader in het leven van de kinderen niet uitgespeeld. Uit niets blijkt dat de moeder de vader weghoudt uit het leven van de kinderen. Veeleer lijkt het dat de vader geen gebruik maakt van de hem door de moeder geboden mogelijkheden. Het is in het belang van de kinderen dat de vader dat wel doet of gaat doen, maar het is aan hem om zelf stappen in de richting van de kinderen te zetten. Daarmee laat hij aan de kinderen zien dat hij werkelijk betrokken wil zijn in hun leven.
Het is ook belangrijk dat de vader zich richt op het verbeteren van de onderlinge communicatie met de moeder, bijvoorbeeld via een instantie als Youké.

6.De slotsom

6.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 juli 2019;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, H. Phaff en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. H. Phaff en op 18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier. Bij afwezigheid van de voorzitter getekend door de oudste raadsheer.