In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2019 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de moeder alleen met het gezag was belast. De moeder, verweerster in hoger beroep, had verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland en constateert dat de vader na de echtscheiding in 2015 weinig betrokken is geweest bij de opvoeding van de kinderen. De vader heeft in de mondelinge behandeling aangegeven niet betrokken te willen zijn bij de dagelijkse opvoeding, maar enkel advies te willen geven. De moeder heeft daarentegen verzocht om het eenhoofdig gezag, wat door de raad voor de kinderbescherming werd ondersteund in hun gewijzigde advies.
Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag wordt belast, omdat de vader niet heeft aangetoond bereid te zijn om zich actief in te zetten voor de opvoeding en het welzijn van de kinderen. De vader heeft niet laten zien dat hij zich verdiept in het leven van de kinderen, wat essentieel is voor het gezamenlijk gezag. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.