ECLI:NL:GHARL:2020:6395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
200.271.318/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederen na echtscheiding en de toepassing van huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van goederen na een echtscheiding tussen verzoeker en verweerder, die in 2001 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de echtscheiding uitgesproken en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.B. Streefkerk, verzoekt het hof de eerdere beschikking te vernietigen en stelt dat hij niet gehouden is om een bedrag aan verweerder te voldoen. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.C.M.E. Schijvenaars, betwist dit en vraagt het hof om de verzoeken van verzoeker af te wijzen en een bedrag van € 9.875,- toe te kennen.

Het hof heeft vastgesteld dat de goederen, waaronder een jukebox, een Art Deco beeld en een terracotta, als gemeenschappelijk worden beschouwd op basis van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank had eerder bepaald dat verzoeker de helft van de waarde van deze goederen aan verweerder moest voldoen. Het hof oordeelt dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij de enige eigenaar van de goederen is. De waarde van het Art Deco beeld wordt door het hof vastgesteld op € 2.750,-, terwijl de waarde van de jukebox en het terracotta ongewijzigd blijft. Het hof compenseert de proceskosten en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De beslissing van het hof is op 11 augustus 2020 openbaar uitgesproken, waarbij de eerdere beschikking van de rechtbank in zijn geheel is vernietigd en de wijze van verdeling van de goederen opnieuw is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.271.318/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland: 465056 en 470896)
beschikking van 11 augustus 2020
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats kiezende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.B. Streefkerk te Almere,
en
[verweerder],
woonplaats kiezende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. M.C.M.E. Schijvenaars te Vlissingen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 3 juli 2019 en 30 september 2019 (de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift van 23 december 2019 met productie(s);
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Streefkerk van 10 januari 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Streefkerk van 17 januari met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Streefkerk van 2 maart 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Streefkerk van 17 maart 2020 met productie(s).
2.2
In verband met het coronavirus is de op 30 april 2020 geplande mondelinge behandeling van de zaak achterwege gebleven en hebben partijen ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak.
2.3
Partijen zijn door het hof in de gelegenheid gesteld een nadere schriftelijke uitlating in te dienen, tevoren onderling af te stemmen. Het hof heeft in dit verband, na verleend uitstel, kennisgenomen van:
- de akte van uitlating van mr. Schijvenaars van 4 juni 2020 met productie(s);
- de akte van uitlating van mr. Streefkerk van 8 juni 2020
- een journaalbericht van mr. Schijvenaars van 10 juni 2020;
- een journaalbericht van mr. Streefkerk van 17 juni 2020.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] en [verweerder] zijn [in] 2001 na het aangaan van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. In de akte huwelijksvoorwaarden van 29 juni 2001 is onder meer het volgende opgenomen:
"Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
Artikel 3
(...)
3. Indien over andere rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn dan de
sub 1 en 2 bedoelde een geschil bestaat hetzij aan wie deze toebehoren hetzij over de grootte
van ieders aandeel daarin, terwijl niet kan worden vastgesteld of bewezen aan wie van
beiden deze toebehoren, dan worden deze goederen geacht toe te behoren aan ieder van de
echtgenoten voor een gelijk deel. (...)
Vergoedingen
Artikel 4
De echtgenoten zijn, voor zover zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te
vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de
andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking.
Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen
verzetten. (…)”
3.2
Bij beschikking van 3 juli 2019 heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de beslissing met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden.
3.3
De echtscheidingsbeschikking is op 28 augustus 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor het huwelijk van partijen is ontbonden.
3.4
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank op het punt van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk de volgende verdeling vastgesteld:
Aan [verzoeker] wordt toegedeeld:
- de jukebox tegen een waarde van € 10.000,-
- het Art Deco beeld tegen een waarde van € 6.500,-
- het terracotta tegen een waarde van € 7.000,-
onder de bepaling dat [verzoeker] de helft van de waarde van deze goederen aan [verweerder] dient te voldoen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4. Het geschil
4.1
Het geschil in deze procedure betreft de verdeling van de jukebox, het Art Deco beeld en het terracotta.
4.2
[verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen dat hij niet gehouden is enig bedrag aan [verweerder] te voldoen. Hij heeft daartoe twee grieven geformuleerd in zijn beroepschrift.
4.3
[verweerder] heeft de grieven bestreden en verzoekt het hof het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep af te wijzen, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat [verzoeker] aan hem een totaalbedrag dient te voldoen van € 9.875,-, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing5.1 Mr. Schijvenaars heeft bij journaalbericht van 10 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen de bij de akte van uitlating van mr. Streefkerk van 8 juni 2020 overgelegde producties 18 en 19, stellende dat hij daar niet op heeft kunnen reageren. Mr. Streefkerk heeft in haar faxbericht van 17 juni 2020 opgemerkt dat ook mr. Schijvenaars producties heeft overgelegd bij zijn akte van uitlating van 4 juni 2020 waar zij niet op heeft kunnen reageren. Zij heeft het hof daarbij verzocht om de producties van beide partijen te accepteren.

5.2
Het is het hof gebleken dat beide partijen producties bij hun respectieve aktes van 4 en 8 juni 2020 hebben overgelegd op een wijze die niet overeenkomt met de procedurele instructies daarover in de brieven van het hof aan (de advocaten van) partijen van 14 april 2020. Deze instructies zijn daarin opgenomen om het recht van hoor en wederhoor te waarborgen. Nu uiteindelijk beide partijen te kennen hebben gegeven niet te hebben kunnen reageren op elkaars producties, zal het hof alle producties, gevoegd bij de beide hiervoor genoemde aktes bij de beoordeling buiten beschouwing laten.
De verdeling van de jukebox, het Art Deco beeld en het terracotta5.3 Gelet op artikel 3 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden heeft de rechtbank terecht tot uitgangspunt genomen dat de jukebox, het Art Deco beeld en het terracotta worden geacht voor een gelijk deel aan partijen toe te behoren, tenzij het tegendeel is bewezen. Omdat geen van partijen een bewijsstuk daaromtrent heeft overgelegd, is de rechtbank in de bestreden beschikking ervan uitgegaan dat de goederen gemeenschappelijk zijn.
5.4
Voor zover [verzoeker] in zijn eerste grief heeft geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat de in geding zijnde goederen gemeenschappelijk zijn, faalt die grief. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat hij de enige was die inkomsten genoot, en dat hij daarom degene is geweest die de betalingen heeft verricht, maar enig bewijs van deze betalingen heeft hij niet verstrekt. Daarbij geldt dat uitgangspunt is dat eigenaar degene is aan wie de goederen zijn geleverd. Daarom is niet alleen bepalend wie heeft betaald. De verklaringen van partijen omtrent de gang van zaken rondom de aanschaf en levering van de goederen lopen ook in hoger beroep uiteen en tot op heden heeft geen van partijen bewijs geleverd van zijn aanspraak op de volledige eigendom van de goederen. De door [verzoeker] in zijn beroepschrift aangekondigde onderbouwing met een getuigenverklaring, voor zover dit al afdoende bewijs zou opleveren, is in dit verband uitgebleven en in de akte van uitlating van
8 juni 2020 heeft [verzoeker] toegelicht dat bewijsvoering (met schriftelijke bescheiden) vanwege de brand niet mogelijk is. Gelet op artikel 3 lid 3 van de huwelijkse voorwaarden dienen de goederen daarom als gemeenschappelijk te worden beschouwd.
5.5
Tegen de toedeling van de goederen aan hem heeft [verzoeker] niet gegriefd, zodat dat oordeel in stand kan blijven.
5.6
[verzoeker] heeft verder geklaagd over de door de rechtbank in aanmerking genomen waarde van de goederen. De rechtbank is daarbij uitgegaan van de door [verweerder] gestelde waarde van de jukebox, het Art Deco beeld en het terracotta omdat [verzoeker] die in eerste aanleg niet (voldoende) heeft weersproken. [verzoeker] betwist in hoger beroep de door [verweerder] gestelde bedragen. Het Art Deco beeld is volgens [verzoeker] gekocht voor fl. 2.750,- en niet voor € 6.500,- zoals [verweerder] stelt. Het terracotta beeld is volgens [verzoeker] ook niet gekocht voor € 7.000,- zoals [verweerder] zonder onderbouwing heeft gesteld. Ten aanzien van de waarde van jukebox heeft [verweerder] alleen een uitdraai van een nieuwe Wurlitzer jukebox in het geding gebracht maar van een nieuwe jukebox is volgens [verzoeker] geen sprake nu deze al jaren geleden is aangeschaft voor een bedrag van ongeveer fl. 14.000,-.
5.7
[verweerder] heeft opgemerkt dat hij zich naar eer en geweten heeft uitgelaten omtrent de waarde van de goederen. Wat betreft de waarde van de jukebox heeft hij zich gebaseerd op informatie over de nieuwprijs. Dergelijke artikelen zijn volgens [verweerder] gewilde objecten en behouden hun waarde. Dit geldt zeker als een jukebox in goede staat verkeert zoals het exemplaar dat bij partijen in bezit was. Het Art Deco beeld is gekocht op een antiekbeurs, naar [verweerder] zich herinnert voor een bedrag van fl. 6.500,- (€ 2.750,-). Dat [verweerder] de rechtbank heeft bericht dat het beeld € 6.500,- heeft gekost berust dus op een misverstand. Naar zijn weten is het bedrag in guldens betaald. Om deze reden heeft hij het totaal aan hem uit te keren bedrag verminderd. De terracotta beelden zijn volgens [verweerder] contant afgerekend in Italië.
5.8
Het hof is wat betreft de jukebox van oordeel dat [verzoeker] de door [verweerder] gestelde waarde onvoldoende heeft betwist. Voor een correctie op de waarde die de rechtbank heeft gehanteerd ziet het hof dan ook geen aanleiding. Anders ligt dit voor de waarde van het Art Deco beeld omdat [verweerder] zijn stelling daaromtrent heeft aangepast naar aanleiding van de grief van [verzoeker] . Nog steeds lopen de stellingen van partijen omtrent de waarde van het Art Deco beeld uiteen en doordat er geen aankoopbon of andere onderbouwing beschikbaar is, kan de waarde van het Art Deco beeld nu niet meer adequaat worden vastgesteld. Het hof zal daarom naar redelijkheid een waarde voor het Art Deco beeld in aanmerking nemen van € 2.750,- en bepalen dat [verzoeker] de helft daarvan aan [verweerder] dient te voldoen. Voor zover [verzoeker] heeft gesteld dat de waarde van het Art Deco beeld lager is heeft hij dat niet met enig bewijsstuk onderbouwd. Het hof ziet in het aangevoerde ten slotte geen aanleiding voor een correctie op het punt van de waarde van het terracotta. Het hof neemt mede in aanmerking dat het terracotta (en het Art Deco beeld) onder de hoede waren van [verzoeker] en verloren zouden zijn gegaan door brand in de woning van zijn dochter in mei 2019, waar hij de zaken volgens zijn zeggen had ondergebracht, waardoor een waardebepaling niet meer mogelijk is.
5.9
De tweede en laatste grief van [verzoeker] strekt tot betoog, mede gelet op de daarbij gegeven toelichting, dat op grond van de redelijkheid en billijkheid niet van [verzoeker] kan worden gevergd bedragen te moeten voldoen aan [verweerder] voor het Art Deco beeld en het terracotta omdat die zaken bij een brand verloren zijn gegaan. [verweerder] heeft betwist dat [verzoeker] , in tegenstelling tot de tussen partijen gemaakte afspraak, de goederen naar de woning van zijn dochter heeft verplaatst, en dat deze daar bij een brand verloren zijn gegaan. Het hof is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is óf er brand is geweest, en dat daarbij het Art Deco beeld en het terracotta verloren zijn gegaan. [verzoeker] heeft daar geen bewijsstukken van overgelegd.
5.1
Hetgeen partijen omtrent andere goederen dan de jukebox, het Art Deco beeld en het terracotta hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel omdat daartegen geen specifieke grieven zijn opgeworpen.

6.6. De slotsom

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking grotendeels stand houdt in hoger beroep. Om proceseconomische redenen - voor de overzichtelijkheid - zal het hof de bestreden beschikking echter in zijn geheel vernietigen en beslissen als volgt.

7.7. De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 30 september 2019 en opnieuw rechtdoende:
stelt de wijze van verdeling vast zodanig dat aan [verzoeker] worden toegedeeld:
- de jukebox tegen een waarde van € 10.000,-
- het Art Deco beeld tegen een waarde van € 2.750,-
- het terracotta tegen een waarde van € 7.000,-
bepaalt dat [verzoeker] de helft van de waarde van de voormelde goederen aan [verweerder] dient te voldoen;
compenseert de proceskosten op zodanige manier dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en C. Koopman, bijgestaan door de griffier en is op 11 augustus 2020 in het openbaar uitgesproken.