Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
productie(s);
productie(s).
- de akte van uitlating van mr. Schijvenaars van 4 juni 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Schijvenaars van 10 juni 2020;
3.De feiten
4.Het geschil
5.De motivering van de beslissing
19 november 2019 overgelegd van zijn boekhouder [I] administraties ten aanzien van [J] BV, waaruit volgt dat [verweerder] sinds juli 2018 geen salaris meer krijgt omdat de activiteiten zijn gestaakt en het contract per die datum is beëindigd. Verder heeft [verweerder] onder meer twee aanslagen omzetbelasting met betrekking tot voormelde holding aan het dossier toegevoegd, betreffende het vierde kwartaal van 2018 respectievelijk het tweede kwartaal van 2019. In reactie op de tweede grief is [verweerder] onder meer ingegaan op de verkoop van zijn woning in [G] en besteding van de verkoopopbrengst van
€ 176.564,53. Daarbij heeft [verweerder] erop gewezen dat er schulden zijn afgelost, dat ook [verzoeker] vermogensbestanddelen uitgekeerd heeft gekregen (verkoopopbrengst woning in Spanje, inboedelgoederen en camper) en dat de vennootschap van partijen in Spanje nog niet is opgeheven waardoor er nog kosten voor deze vennootschap worden gemaakt. Kort gezegd zou [verweerder] het niet redelijk vinden als hij zijn vermogen moet aanwenden om alimentatie aan [verzoeker] te betalen.