ECLI:NL:GHARL:2020:6362
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- W.M. van Schuijlenburg
- M.C. Fuhler
- L.J. Hofstra
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis niet-ontvankelijkheid officier van justitie en terugwijzing naar rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat deze had geweigerd mee te werken aan het horen van CIE-informanten. Het hof oordeelt dat de beslissing van de rechtbank onjuist was. Het hof vernietigt het vonnis en stelt dat eerst de informatierechercheurs en/of het hoofd van de afdeling TCI gehoord dienen te worden voordat de CIE-informanten kunnen worden gehoord. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Noord-Nederland voor verdere behandeling.
De procedure begon in 2014 toen de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde. Dit leidde tot een reeks van hoger beroep en cassatieprocedures, waarbij de Hoge Raad op 9 juli 2019 oordeelde dat de officier van justitie wel ontvankelijk was in het hoger beroep. Het hof heeft in zijn beoordeling ook gekeken naar de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, maar oordeelt dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof benadrukt dat er geen lange periodes van inactiviteit zijn geweest en dat de zaak deel uitmaakt van een groot onderzoek.
Het hof concludeert dat de beïnvloeding van de getuige door de officier van justitie niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar dat de belangenafweging in de zaak niet correct is uitgevoerd door de rechtbank. Het hof vernietigt het vonnis en wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen.