ECLI:NL:GHARL:2020:6360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
21-000296-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doorrijden na aanrijding met bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het doorrijden na een aanrijding waarbij schade is toegebracht aan een auto. De feiten dateren van 4 juli 2017, toen de verdachte met een auto een aanrijding veroorzaakte en de plaats van het ongeval verliet. De eigenaar van de beschadigde auto, [benadeelde], probeerde de verdachte tegen te houden om zijn gegevens te noteren, maar de verdachte reed met hoge snelheid op haar af, waardoor zij moest wegspringen om niet overreden te worden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk toegewezen voor de duur van twee maanden. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter voor het primair ten laste gelegde vernietigd en de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk bedreiging met zware mishandeling, en het verlaten van de plaats van het ongeval, schuldig bevonden. De verdachte heeft in alle stadia van het onderzoek de tenlastegelegde feiten ontkend, maar het hof oordeelde dat er voldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000296-19
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2019 met parketnummer 16-166124-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-659587-15 en 16-659842-15.

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en het onder 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659587-15 gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van twee maanden en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659842-15 af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep zich richt tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Daarnaast heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659587-15 gedeeltelijk toegewezen, te weten voor de duur van twee maanden. De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659842-15 heeft de politierechter afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 4 juli 2017 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een door hem bestuurde personenauto (met accelererende snelheid) richting die [benadeelde] te rijden en/of op te trekken (waardoor die [benadeelde] aan de kant moest springen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 4 juli 2017 te [plaats] , [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een door hem bestuurde personenauto (met accelererende snelheid) richting die [benadeelde] te rijden en/of op te trekken (waardoor die [benadeelde] aan de kant moest springen);
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op/aan de [adres] , op of omstreeks 4 juli 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De verdachte heeft in alle stadia van het onderzoek de aan hem ten laste gelegde delicten ontkend zich daaraan schuldig te hebben gemaakt. De verdediging heeft in het verlengde hiervan ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, op grond van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is in het bijzonder aangevoerd dat getuige [getuige 1] zich volgens de verdediging niet heeft uitgelaten over de periode waarin zij haar auto heeft uitgeleend aan verdachte. Uit haar verklaring kan daarom niet worden afgeleid dat verdachte in de tenlastegelegde periode de auto heeft gebruikt. Daarnaast verklaren aangeefster en een andere getuige over een man van rond de dertig jaar oud. Verdachte was in de tenlastegelegde periode echter veertig jaar oud.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof hiertoe als volgt. Aangeefster en diverse getuigen hebben een signalement opgegeven van een persoon die – kort samengevat – op 4 juli 2017 omstreeks 21.45 uur een auto bestuurde in de straat [adres] . Met die auto heeft de bestuurder een aanrijding veroorzaakt en daarbij aan twee geparkeerde auto’s schade toegebracht. Voorts is hij vervolgens dreigend in de richting van aangeefster gereden.
Het signalement dat aangeefster en getuige [getuige 4] van de bestuurder hebben opgegeven komt op meerdere punten overeen. Zij omschrijven beiden een getinte gespierde man met zwart haar. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard over een licht getinte man. Het hof heeft ter terechtzitting vastgesteld dat deze aspecten van het signalement overeenkomen met het uiterlijk van verdachte. Dat aangeefster en getuige [getuige 2] hebben verklaard over een man van rond de dertig jaar acht het hof niet doorslaggevend en doet geen afbreuk aan het oordeel van het hof, nu het hof het een feit van algemene bekendheid acht dat leeftijden veelal niet nauwkeurig te schatten zijn.
Getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] hebben verklaard dat de auto waar de man in reed het kenteken [nummer] had.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de auto met kenteken [nummer] haar eigendom is. Zij wist dat haar auto op 4 juli 2017 bij een ongeval betrokken is geweest. Zij had haar auto uitgeleend aan verdachte, zodat hij daarmee naar zijn werk in [plaats] kon gaan. Verdachte is twee dagen weggebleven. Toen hij de auto terugbracht zag [getuige 1] meteen dat er schade aan haar auto was. Zij hoorde dat verdachte tegen haar zei dat hij de aanrijding had veroorzaakt.
Het hof acht de verklaring van [getuige 1] anders dan de verdediging concreet met betrekking tot de periode dat zij verdachte de auto uitleende. Haar getuigenverklaring bevat immers de mededeling van de politie dat er “op 4 juli 2017 aan de [adres] een verlaten plaats verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Bij deze verlaten plaats verkeersongeval is uw auto betrokken geweest”. Vervolgens verklaart [getuige 1] hierover. Het hof heeft geen aanleiding aan de inhoud van die verklaring te twijfelen en acht die betrouwbaar en bezigt die voor bewijs. De verklaring van [getuige 1] vindt omtrent het daderschap van verdachte ondersteuning in hetgeen getuigen over de uiterlijk kenmerken van de bestuurder hebben waargenomen.
De verklaring van verdachte wordt weersproken door het bovenstaande bewijs. Het hof gelooft verdachte overigens ook niet in zijn verklaringen over wie de auto toen heeft bestuurd nu die inhoudelijk verschillen en evenmin verifieerbaar zijn.
Het hof verwerpt gelet op het bovenstaande het verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die op 4 juli 2017 omstreeks 21:45 uur aan de [adres] de auto met kenteken [nummer] heeft bestuurd. Het hof is met de politierechter van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde bedreiging bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 4 juli 2017 te [plaats] , [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een door hem bestuurde personenauto (met accelererende snelheid) richting die [benadeelde] te rijden waardoor die [benadeelde] aan de kant moest springen;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op/aan de [adres] , op 4 juli 2017 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een aanrijding met twee geparkeerde auto’s waarna hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. Door zijn handelswijze heeft hij de slachtoffers niet in de gelegenheid gesteld om - in verband met te verhalen schade - naam en adresgegevens van verdachte te noteren. Toen [benadeelde] verdachte ter plaatse probeerde tegen te houden om zijn gegevens te kunnen noteren heeft hij haar bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met zijn auto opzettelijk met accelererende snelheid in haar richting te rijden. [benadeelde] heeft een aanrijding slechts kunnen voorkomen door voor de door verdachte bestuurde auto weg te springen. Verdachte heeft door zijn handelen angst, boosheid en gevoelens van onveiligheid bij [benadeelde] teweeggebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 juni 2020 waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met hetgeen verdachte met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden ter zitting naar voren heeft gebracht.
Uit het reclasseringsrapport van 3 januari 2018 komt onder meer naar voren dat verdachte niet onder de indruk leek van een aankomende rechtszaak. Verdachte heeft een lange geschiedenis van begeleiding door de reclassering maar blijkens het rapport zag de reclassering geen mogelijkheden voor gedragsverandering wegens het ontbreken van een hulpvraag. Uit het rapport blijkt ook dat verdachte geen zinvolle dagbesteding had en niet gemotiveerd was om te werken.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels een baan heeft.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - met de advocaat-generaal en de politierechter - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Het hof is van oordeel dat, alles afwegende, niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf kan worden volstaan. Het hof zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij in hoger beroep de vordering niet heeft gehandhaafd. De vordering is daarom niet aan het oordeel van het hof onderworpen.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-659587-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, parketnummer 16-659587-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dit gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van twee maanden.
Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Ter terechtzitting van het hof is tevens gebleken dat tenuitvoerlegging van een deel van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf reeds is gelast bij arrest van dit hof van 11 september 2018. Het hof ziet daarom aanleiding slechts voor het overige gedeelte van de opgelegde voorwaardelijke straf de tenuitvoerlegging te gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16-659842-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, parketnummer 16-659842-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf reeds is gelast bij arrest van dit hof van 11 september 2018. Daarom zal de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk worden verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 augustus 2016, parketnummer 16-659587-15, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering van 15 oktober 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 september 2016, parketnummer 16-659842-15, voorwaardelijk opgelegde.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 12 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.