ECLI:NL:GHARL:2020:6250
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor rechtsbijstand in strafzaak met onschuldpresumptie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding voor rechtsbijstand. Verzoekster, geboren in 1977 en werkzaam bij de Politie Eenheid Noord-Nederland, had eerder in een strafzaak tegen haar een vrijspraak verkregen. De kosten van haar rechtsbijstand, die door haar werkgever zijn betaald, bedragen € 44.550,02. Verzoekster verzocht de Staat om vergoeding van deze kosten, onder verwijzing naar de onschuldpresumptie en een arrest van de Hoge Raad uit 2018.
Het hof heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 23 juli 2020, waarbij de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster, mr. J. Anker, aanwezig waren. Het hof oordeelde dat er geen doorslaggevende feiten of omstandigheden waren die de onschuldpresumptie zouden ondermijnen. Hoewel het hof eerder had vastgesteld dat verzoekster verwijtbaar onvoorzichtig had gehandeld, was dit niet gelijk te stellen aan een strafrechtelijk verwijt. De bezwaaradviescommissie HRM van de politie had in een bestuursrechtelijke procedure tot een andere conclusie gekomen over het handelen van verzoekster, wat ruimte laat voor verschillende interpretaties.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om verzoekster de gevraagde schadevergoeding toe te kennen, inclusief een bedrag voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. De totale vergoeding bedraagt € 45.100,02, die door de griffier moet worden overgemaakt aan de Stichting Derdengelden Anker & Anker Advocaten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier en is op 6 augustus 2020 ter openbare zitting uitgesproken.