ECLI:NL:GHARL:2020:623

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
21-003262-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige intrekking van het hoger beroep en de rol van schriftelijke volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 januari 2020 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van de intrekking van een hoger beroep. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, maar op 12 november 2019 werd er per fax een verzoek tot intrekking van het hoger beroep ingediend, ondertekend door de secretaresse van de raadsvrouw. Het hof moest beoordelen of deze intrekking rechtsgeldig was, gezien de omstandigheden rondom de verzending van het faxbericht en de daaropvolgende communicatie.

De raadsvrouw betwistte de rechtsgeldigheid van de intrekking, stellende dat de secretaresse niet in haar opdracht had gehandeld en dat zij het faxbericht niet had gezien. De advocaat-generaal daarentegen stelde dat er wel degelijk sprake was van een rechtsgeldige intrekking. Het hof oordeelde dat het faxbericht voldeed aan de wettelijke eisen voor een schriftelijke volmacht en dat de intrekking rechtsgeldig was. Het hof benadrukte dat het gebruikelijk is dat een secretaresse handelingen verricht in opdracht van de advocaat, en dat er geen twijfel bestond over de bedoeling van het faxbericht.

Het hof concludeerde dat de intrekking van het hoger beroep correct was uitgevoerd volgens de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing om het hoger beroep in te trekken houdt in dat de verdachte afstand doet van de mogelijkheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. De uitspraak van het hof bevestigt de rechtsgeldigheid van de intrekking en de procedurele aspecten die daarbij komen kijken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003262-19
Uitspraak d.d.: 7 januari 2020
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 mei 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-258094-18 en 16-042336-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en door verdachte en zijn raadsvrouw, [advocaat] , naar voren is gebracht.
Het hof heeft geconstateerd dat op 12 november 2019 te 9:51 uur namens de raadsvrouw per fax een brief is gestuurd aan de strafgriffie van dit hof. In de brief is verzocht om het hoger beroep in de onderhavige zaak in te trekken. De brief is ondertekend in opdracht van de raadsvrouw. De strafgriffie van het hof heeft dit verzoek op 12 november 2019 te 10:08 uur per e-mail doorgezonden aan de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, met het verzoek om een akte intrekking op te maken. De griffier van de rechtbank Midden-Nederland heeft op 12 november 2019 een akte intrekken hoger beroep opgemaakt.
Bij e-mailbericht van 12 november 2019 te 10:33 uur heeft de secretaresse van de raadsvrouw het hof gevraagd om het faxbericht van diezelfde dag te 9:51 uur als ongelezen te beschouwen en de akte intrekking te vernietigen.
Op 12 november 2019 te 10:40 uur is de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep van de onderhavige zaak aangevangen. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van deze zitting was de strafkamer van het hof pas nadien op de hoogte geraakt van het verzoek tot intrekking van het hoger beroep.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een rechtsgeldige intrekking van het hoger beroep. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de secretaresse niet in haar opdracht heeft gehandeld, dat zij het faxbericht van 12 november 2019, 9:51 uur, niet heeft gezien en ook niet zelf heeft ondertekend en dat dus geen sprake is geweest van een schriftelijke volmacht namens de advocate.
Voorts heeft de raadsvrouw erop gewezen dat één en ander is hersteld door de e-mail van 12 november 2019 te 10:33 uur. Overigens was op 12 november 2019 door de verdachte ter zitting genoegzaam duidelijk gemaakt dat er prijs gesteld werd op een behandeling in hoger beroep, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een rechtsgeldige intrekking van het hoger beroep.
Het hof heeft voor de beantwoording van de vraag, of sprake is geweest van een rechtsgeldige intrekking van het hoger beroep, gelet op het bepaalde in de artikelen 453 en 454 van het Wetboek van Strafvordering.
Intrekking van het hoger beroep geschiedt door het afleggen van een verklaring op de griffie van het gerecht waar het rechtsmiddel is ingediend. Het faxbericht van 12 november 2019 te 9:51 uur is weliswaar gestuurd aan de strafgriffie van het gerechtshof, maar dit faxbericht is om 10:08 uur doorgezonden aan de griffie van de rechtbank Midden-Nederland. De griffier van de rechtbank Midden-Nederland heeft hierop een akte intrekking hoger beroep opgemaakt.
Het faxbericht van 12 november 2019 te 9:51 uur wekte geen enkele twijfel over de bedoeling van de schrijver van dit faxbericht. In deze brief waren immers de gegevens van de zaak correct vermeld en werden zelfs gekoppeld aan de pro forma behandeling die op deze ochtend stond gepland bij het hof. Het hof is van oordeel dat het faxbericht voldoet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan een schriftelijke volmacht voor het intrekken van het hoger beroep. Dat deze schriftelijke volmacht is ondertekend door de secretaresse in opdracht van de advocaat maakt dit niet anders. Het hof wijst erop dat, gelet op wat in het rechtsverkeer gebruikelijk is, erop moet en mocht worden vertrouwd dat een secretaresse in opdracht van en namens de advocaat handelingen verricht.
Er is gevolg gegeven aan de schriftelijke volmacht tot het intrekken van het hoger beroep en naar het oordeel van het hof is daarmee sprake van een rechtsgeldige intrekking van het rechtsmiddel. Het hof heeft daarbij ook gelet op het bepaalde in de artikelen 450 en 451 van het Wetboek van Strafvordering. Wat er na de ontvangst van de volmacht is gebeurd maakt een en ander niet anders. De intrekking is gedaan volgens de wettelijke regeling en deze schrijft immers niet voor dat die intrekking de rechter tijdig moet hebben bereikt. De jurisprudentie daarover ziet op gevallen waarin de intrekking niet tijdig dan wel niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en waarin met name aan de orde is of het hoger beroep is ingetrokken of dat gevolg moet worden gegeven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Intrekken van het hoger beroep houdt tevens in dat afstand wordt gedaan van de bevoegdheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Een intrekking kan zodoende niet ongedaan worden gemaakt.

BESLISSING

Het hof:
Verstaat dat het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is ingetrokken.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. O.G. Schuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier,
en op 7 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.