ECLI:NL:GHARL:2020:622

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
21-005447-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het uitschakelen van het automatisch identificatiesysteem (AIS) op een vissersschip en het beroep op overmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een schipper van een vissersschip, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling tot een geldboete van € 2000,-, te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan € 1000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte werd beschuldigd van het niet operationeel houden van een automatisch identificatiesysteem (AIS) aan boord van zijn vissersschip, wat in strijd was met de Europese regelgeving. Tijdens de zitting heeft de verdachte een beroep gedaan op overmacht, stellende dat hij het AIS had uitgeschakeld uit privacyoverwegingen, omdat de gegevens openbaar gemaakt werden via de website MarineTraffic.com, wat leidde tot concurrentievoordelen voor andere vissers. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een noodtoestand die zijn handelen rechtvaardigde. Het hof heeft vastgesteld dat de naam van de schipper niet openbaar werd gemaakt via het AIS-signaal en dat de belangen van de verdachte niet zwaarder wogen dan de wettelijke verplichtingen. Het hof heeft het beroep op overmacht verworpen en de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van de Visserijwet. De strafoplegging bleef gelijk aan die van de eerste aanleg, met een geldboete van € 2000,- en 30 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005447-18
Uitspraak d.d.: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 5 oktober 2018 met parketnummer 84-248492-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot veroordeling van verdachte ter zake het primair tenlastegelegde en oplegging van een geldboete van € 2000,- te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan € 1000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G. Pekkeriet, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 2000,- te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan € 1000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij, op of omstreeks 3 oktober 2016, in elk geval in oktober 2016, op de Waddenzee, in het Westgat (onder andere in of nabij de positie 53.28.511 NB/006.04 477 OL, zijnde een positie gelegen binnen de Nederlandse territoriale wateren), in de gemeente Schiermonnikoog, in elk geval in Nederland, met een (vissers)schip [nummer schip] , genaamd [naam schip] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 m) niet uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974, en/of niet ervoor gezorgd dat dat systeem operationeel bleef;
subsidiairhij, op of omstreeks 3 oktober 2016, in elk geval in oktober 2016, op de Waddenzee, in het Westgat, in de gemeente Schiermonnikoog, in elk geval in Nederland, met het Nederlands vissersvaartuig [nummer schip] , genaamd [naam schip] , als zijnde schipper/kapitein, in elk geval met degene die met de zorg voor de navigatie van dat vissersschip was belast, heeft gevaren (onder andere in of nabij de positie 53.28.511 NB/006.04 477 OL, zijnde een positie gelegen binnen de Nederlandse territoriale wateren) en toen terwijl dat vaartuig was uitgerust met een automatisch identificatiesysteem CATS), dat systeem niet te allen tijde operationeel heeft gehouden in overeenstemming met voorschrift V/ 19.2.2.4.7 van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de hij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen, immers werkte (in elk geval het zendgedeelte van) dat systeem aan boord van dat schip toen niet en/of niet volledig.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2016, op de Waddenzee, in het Westgat, onder andere in of nabij de positie 53.28.511 NB/006.04.477 OL, zijnde een positie gelegen binnen de Nederlandse territoriale wateren, met een vissersschip [nummer schip] genaamd [naam schip] opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, niet ervoor gezorgd dat op dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 m) een automatisch identificatiesysteem (AIS) operationeel bleef dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Standpunt verdediging
Namens verdachte is ter zitting van het hof een beroep gedaan op overmacht. Verdachte heeft uit oogpunt van privacy geen andere mogelijkheid gehad dan het automatisch identificatiesysteem (AIS) uit te schakelen. Volgens de raadsvrouw wordt zodra het AIS is ingeschakeld bedrijfsgevoelige informatie openbaar gemaakt via de website MarineTraffic.com. Het gaat om de naam van het schip, de locatie daarvan en de naam van de schipper. Als gevolg daarvan worden vislocaties door concurrerende vissers leeggehaald, terwijl het verdachte veel inspanning heeft gekost deze locaties te vinden.
Een en ander zou tot financiële schade hebben geleid. Verdachte zag zich vanwege deze ongeoorloofde inbreuk op zijn privacy genoodzaakt het AIS telkens uit te schakelen bij het arriveren op een vislocatie. De raadsvrouw stelt zich bovendien op het standpunt dat sprake is van rechtsongelijkheid, aangezien binnenvaartschippers privacy-afspraken met de overheid hebben gemaakt die niet voor zeeschepen gelden. Ook dit leidt tot oneerlijke concurrentie, aldus de raadsvrouw. Ze verwijst in dat verband naar een in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu opgesteld rapport [1] . Volgens de verdediging moet verdachte gelet op het voorgaande van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Overwegingen hof
Het verweer moet worden opgevat als een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand.
Uitzonderlijke omstandigheden kunnen in een individueel geval meebrengen dat een handeling die door de wetgever strafbaar is gesteld, desondanks gerechtvaardigd is. Er moet dan sprake zijn van een noodtoestand, in die zin dat een verdachte genoodzaakt was een keus te maken uit onderling strijdige plichten en belangen, waarbij hij de meest zwaarwegende heeft laten prevaleren.
De belangen waaraan de verdediging heeft gerefereerd, zien enerzijds op de bescherming van verdachtes privacy en anderzijds op oneerlijke concurrentie. Het hof heeft kennis genomen van de website MarineTraffic.com en van het door de raadsvrouw overgelegde rapport. Op basis daarvan stelt het hof vast dat, anders dan is gesteld, de naam van de schipper niet via het AIS-signaal wordt verzonden. Er is dus geen sprake van openbaarmaking van op verdachte betrekking hebbende persoonsgegevens. Wel wordt kenmerkende informatie omtrent het schip en de (historische en actuele) locatie daarvan zichtbaar gemaakt. Hoewel te begrijpen valt dat verdachte uit zakelijk en financieel oogpunt wenste te voorkomen dat concurrerende vissers van zijn locatie op de hoogte waren, kan het conflict van belangen waarvoor verdachte zich gesteld zag niet worden aangemerkt als een noodtoestand die de strafbaarheid van zijn handelen uitsluit. Daarbij verdient opmerking dat verdachte, zoals door hem zelf ook is bevestigd, op zijn beurt ook voortdurend inzage had in de positie van zijn concurrenten, zodat van een ongelijk speelveld geen sprake is geweest. Voor zover er voor de binnenvaart met betrekking tot het AIS afwijkende afspraken zijn gemaakt, betekent dit niet dat het verdachte vrijstond om van de voor hem van toepassing zijnde regelgeving af te wijken.
Gelet op het voorgaande treft het beroep op overmacht geen doel. Het primair bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, terwijl de overtreding van dat voorschrift in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij strekt niet als ernstige inbreuk wordt aangemerkt.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet operationeel houden van het AIS aan boord van het visserschip waarop hij voer. De raadsvrouw heeft verzocht in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat verdachte met zijn handelen de veiligheid op het water niet in gevaar heeft gebracht. Hij had het AIS immers slechts uitgeschakeld op vislocaties en niet tijdens het varen. Het AIS is ingevoerd ter vergroting van de veiligheid op vaarwegen en die doelstelling is niet als gevolg van verdachtes handelen in het geding geweest, aldus de raadsvrouw.
Het hof volgt het verweer niet. AIS is op vissersvaartuigen vanaf een bepaalde lengte verplicht gesteld bij artikel 10, eerste lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009. In de considerans van die verordening is – kort gezegd – uiteengezet dat daarmee is beoogd een regeling voor controle, inspectie en handhaving vast te stellen, teneinde ervoor te zorgen dat alle regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden nageleefd met het oog op de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen. Het AIS wordt op vissersvaartuigen noodzakelijk geacht in het kader van het doeltreffend houden van toezicht. Door de verplichting het AIS ingeschakeld te houden niet na te leven, heeft verdachte afbreuk gedaan aan die doelstelling. Afgezien daarvan staat het niet ter beoordeling van een individu om naar eigen inzicht te bepalen of de doelstellingen van het AIS (ook) op andere wijze kunnen worden bereikt.
Uit het strafblad van verdachte blijkt niet van (relevante) recidive. Het gevaar voor herhaling moet gering worden geacht, mede nu verdachte niet langer in de visserij werkzaam is. Dit alles in aanmerking genomen acht het hof de oplegging van een deels voorwaardelijke geldboete, gelijk als in eerste aanleg, met de bijbehorende vervangende hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 3a van de Visserijwet 1963, artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en artikel 103 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 12 december 2016 onder CJIB-nummer 7132542002803442.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 24 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Privacy en AIS in de binnenvaart, 9 mei 2017; https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-808275