Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 23 juni 2020 heeft de raad toegelicht dat de onderzoekers opnieuw contact met de behandelaren hebben gehad en een diepgaand gesprek met hen hebben gevoerd. Daarbij is actuele informatie door de behandelaren verstrekt. De raad rapporteert over dit gesprek als volgt.
[de minderjarige] en de vrouw hebben ieder een eigen behandelaar, de behandelaren zijn wel allen verbonden aan dezelfde praktijk. De behandelaren zijn GZ-psycholoog en staan geregistreerd als zodanig in het BIG-register, één behandelaar is ook geregistreerd als psychotherapeut. Op grond van de beroepscode die voor de behandelaren geldt, kan ervan worden uitgegaan dat er geen connectie is tussen de behandelaren en de vrouw en [de minderjarige] en ook dat er ook geen connectie is met de man.
[de minderjarige] is via een verwijzing van haar huisarts in 2012 in behandeling gekomen. Er is een overzicht van het behandeltraject van [de minderjarige] aan de raad verstrekt. De intensiteit van de behandeling van [de minderjarige] varieert van eenmaal per week tot één keer per vier of per zes weken. Dit gaat naar bevind van zaken en in overleg met de moeder, die bij de behandeling wordt betrokken. Sinds juni is de behandeling geïntensiveerd, omdat de procedure bij het hof extra spanningen veroorzaakt.
[de minderjarige] is gediagnosticeerd (DSM-codes bekend), maar die diagnose heeft een beperkte geldigheidsduur. Op dit moment is de posttraumatische stressstoornis (PTSS) nog actief aanwezig. De separatieangststoornis en depressieve stoornis zijn in remissie.
De vrouw is in behandeling geweest vanaf 2015 tot januari 2019. Zij had PTSS met stemmingsklachten (DSM-codes bekend). De problematiek van de vrouw houdt ook verband met de juridische procedures die de man aanspant. Deze veroorzaken spanningen, angst en onzekerheid bij de vrouw, het betreft situationele klachten.
Volgens de vertegenwoordigers van de raad is de informatie van de behandelaren voldoende toetsbaar. De raad is overtuigd tot het inzicht gekomen dat het niet in het belang van [de minderjarige] is dat de man haar mag erkennen en dat er omgang tussen hem en [de minderjarige] kan worden gestart. De behandelaren hebben een aantal voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat [de minderjarige] met veel angst reageert als het over haar vader gaat. Dit onderwerp wordt wel regelmatig aan de orde gesteld in haar therapie. Er zijn zorgen over de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . De behandelaren proberen de man en zijn achtergrond stapje voor stapje dichterbij te brengen in de hoop dat [de minderjarige] op een gegeven moment interesse voor haar afkomst ontwikkelt. Het middel moet echter niet erger zijn dan de kwaal.
De behandelaar heeft [de minderjarige] op de hoogte gebracht van deze procedure voor zover zij dat aankan en volgens de behandelaar is het niet goed om [de minderjarige] te horen over de verzoeken die in deze procedure voorliggen. Een gesprek met de raad zal veel spanningen bij [de minderjarige] teweegbrengen en het is dan moeilijk om haar antwoorden te interpreteren. De raad heeft er daarom voor gekozen niet met [de minderjarige] te spreken.