ECLI:NL:GHARL:2020:6116

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
21-000754-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van binnentreden en veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor hennepteelt en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en vervangende hechtenis van 70 dagen voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het binnentreden in de woning van de verdachte rechtmatig geacht, ondanks het verweer van de verdediging dat er onvoldoende verdenking was. Het hof oordeelde dat de MMA-meldingen en een anonieme brief, in combinatie met een netwerkmeting, voldoende bewijs vormden voor de verdenking van hennepteelt. De verdachte werd schuldig bevonden aan het telen van ongeveer 151 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit van Enexis Netbeheer B.V. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000754-19
Uitspraak d.d.: 4 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2019 met parketnummer 18-820564-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. U. van Ophoven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2017 tot en met 9 november 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 151 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2017 tot en met 9 november 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het binnentreden in de woning van verdachte onrechtmatig was, omdat er op dat moment onvoldoende verdenking jegens verdachte was. Er waren wel twee MMA-meldingen en een anonieme brief aan de FIOD, maar het heeft er alle schijn van dat deze afkomstig waren van één en dezelfde bron. Verder is deze informatie niet door de politie onderzocht. De uitkomst van de netwerkmeting rechtvaardigt ook niet de verdenking van verdachte, aangezien er acht woningen waren aangesloten op de gemeten kabel en dus niet alleen de woning van verdachte. Alle bewijsmiddelen die als gevolg van de binnentreding zijn verkregen dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Dit brengt mee dat verdachte van zowel het onder 1, als het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 13 september 2017 is er een MMA-melding binnengekomen waarin stond dat er op het adres [adres] in [plaats] sprake was van hennepkweek, dat er al veel langer op dat adres wordt gekweekt en dat sprake is van uitkeringen, maar desondanks van een hoog uitgavenpatroon. Op 18 september 2017 is er wederom een MMA-melding binnengekomen. In deze melding stond dat sprake was van een hennepkwekerij op het adres [adres] in [plaats] , dat [verdachte] al tientallen jaren een verborgen hennepkwekerij heeft in een schuur achter zijn woning, dat hier honderden hennepplanten staan en dat de kwekerij zich bevindt in een verborgen ruimte waarvan de deur verborgen zit achter opgehangen overalls. Op 13 september 2017 is er een brief bij de FIOD binnengekomen, waarin stond dat [verdachte] een hennepkwekerij heeft aan het [adres] in [plaats] , dat deze mensen dit al langer dan 20 jaar doen, dat zij een uitkering nuttigen, dat het gaat om 160 à 200 planten, dat hiervan al jarenlang de autocross van zijn zonen wordt betaald, dat nu de paardensport van de kleinkinderen ermee wordt gefinancierd, dat de hennepkwekerij achter het huis in de houten schuur zit en dat sprake is van een verborgen deur waar overalls voor hangen zodat slecht te zien is dat er een deur achter zit. Uit onderzoek in het bevolkingsregister is gebleken dat verdachte en zijn vrouw op het genoemde adres stonden ingeschreven. Vervolgens is in de periode van 21 tot en met 29 september 2017 door Enexis een netwerkmeting uitgevoerd voor dat adres om te onderzoeken of sprake was van een afwijkend belastingpatroon in het elektriciteitskabelnet. Uit deze meting is gebleken dat op de gemeten kabel, waarop acht percelen waren aangesloten, sprake was van een patroon dat duidde op de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij. Tot slot is gebleken dat verdachte antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet.
Het hof acht de inhoud van de bovengenoemde MMA-meldingen en de anonieme brief, bezien in combinatie met de uitkomst van het onderzoek in het bevolkingsregister en de netwerkmeting, voldoende concreet en specifiek om een vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet op te leveren. Dat de MMA-meldingen mogelijk afkomstig waren van één en dezelfde bron doet daar niet aan af. Aldus was naar het oordeel van het hof het binnentreden in de woning van verdachte rechtmatig. Het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 19 juli 2017 tot en met 9 november 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van ongeveer 151 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 19 juli 2017 tot en met 9 november 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het bevorderen en in stand houden van het illegale circuit betreffende de productie, handel en het gebruik van softdrugs, wat gevaar oplevert voor de volksgezondheid en waardoor ook andere vormen van criminaliteit in de hand worden gewerkt. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door het oogmerk van financieel gewin. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juni 2020, waaruit blijkt dat hij al eerder onherroepelijk is veroordeeld is voor hennepteelt. De politierechter legde verdachte in één van die zaken zelfs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op. Beide veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw hennep te kweken teneinde het gezinsinkomen te spekken. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte weliswaar spijt betuigd, maar die spijtbetuiging leek veeleer te zijn ingegeven door de financiële gevolgen van (de ontdekking door justitie van) zijn handelen dan dat hij het verwijtbare van zijn handelen inzag.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat naast de oplegging van een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is en dan ook van een aanzienlijke duur. Hiermee beoogt het hof verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan hennepteelt en/of andere strafbare feiten. Om die reden zal het hof afwijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 4 augustus 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.