Uitspraak
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
aanmerkelijkesnelheid had. Mogelijk is hier sprake van een kennelijke vergissing van de rechtbank, aangezien de rechtbank in de bewezenverklaring heeft vastgesteld dat
met snelheidop [slachtoffer] is ingereden (ten laste gelegd was: “met
hogesnelheid op die [slachtoffer] is ingereden).
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag door, samen met de medeverdachte [medeverdachte] , bewust en met snelheid op [slachtoffer] in te rijden met een bestelauto. De verdachte heeft hierin als bijrijder, door aan de medeverdachte [medeverdachte] toe te voegen “Rij hem aan”, een cruciale rol gespeeld en zich niet bekommerd om het lot van [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] de aanrijding heeft overleefd is niet aan de verdachte te danken. Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hij hem pijn en letsel, waaronder hoofd- en aangezichtsletsel toegebracht. Het gerechtshof rekent het de verdachte aan dat hij zulk heftig geweld heeft gebruikt, dat dit evengoed tot de dood van [slachtoffer] had kunnen leiden.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht,