ECLI:NL:GHARL:2020:6067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
21-003428-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugsbezit, drugshandel, wapenbezit en verduistering met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het bezit en de handel in drugs, wapenbezit en verduistering. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie. De verdachte heeft zich gedurende anderhalf jaar schuldig gemaakt aan drugshandel, wat schadelijk is voor de samenleving. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij inmiddels geen drugs meer gebruikt en een gezin heeft. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003428-17 (strafzaak)
Uitspraak d.d.: 30 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juni 2017 met parketnummer
16-659745-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest en niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.G.M. Dassen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 4 primair tenlastegelegde en heeft verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 subsidiair veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en heeft de voorlopige hechtenis geschorst tot het onherroepelijk worden van het vonnis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 21 gripzakjes en/of 36 gripzakjes en/of 37 wikkels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- 4 gripzakjes, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 21 oktober 2015 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland
- een wapen van categorie III, te weten een gas-/alarmpistool (merk Walther, model P99, kaliber 9mm) en/of
- munitie van categorie III, te weten 96 scherpe knalpatronen (kaliber 9mm P.A.Knall, merk Geco) en/of 20 scherpe gaspatronen (kaliber 9mm P.A.CS, merk UMA(rex) P.A.K.) en/of
- een gasbusje, oefenspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4. primair
hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, een autosleutel en/of portemonnee met inhoud heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een autosleutel en/of portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft met de advocaat-generaal en de raadsman uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 1

Door de verdediging is ter zitting van het hof betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er weliswaar een proces-verbaal van bevindingen is opgesteld door verbalisant [verbalisant] waarin wordt beschreven dat verbalisant heeft waargenomen dat hij verdachte heeft gezien in bezit van een tas waarin later cocaïne en heroïne bleek te zitten, maar dat het mogelijk is dat de verbalisant zich heeft vergist. Verdachte heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof baseert zich daarbij in de eerste plaats op het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 23 oktober 2015. Daaruit blijkt dat verdachte op 22 oktober 2015 in bezit is geweest van een tas met daarin - zoals later uit onderzoek is gebleken - de in de bewezenverklaring genoemde hoeveelheid cocaïne en heroïne. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof ziet geen enkele aanwijzing om te veronderstellen dat er sprake is van een vergissing van de verbalisant.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 2

Door de verdediging is ter zitting van het hof betoogd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel, maar dat hij dit een kortere periode heeft gedaan dan ten laste is gelegd, namelijk van januari 2015 tot en met oktober 2015. Afnemers hebben bij de politie weliswaar verklaard ook in 2014 bij verdachte en/of zijn mededader(s) te hebben gekocht, maar deze verklaringen lijken in minder goede omstandigheden afgelegd te zijn dan de verklaringen die zijn afgelegd bij de rechter-commissaris. De verklaringen die bij de politie zijn afgelegd dienen daarom niet voor het bewijs te worden gebruikt. Aan de verklaringen van de afnemers, afgelegd bij de rechter-commissaris, dient wel bewijswaarde te worden toegekend, aldus de raadsman.
Het hof komt in lijn met de beslissing van de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde voor de periode van 1 april 2014 tot en met 21 oktober 2015. Het hof gaat daarbij evenals de rechtbank uit van de verklaringen van de afnemers [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , afgelegd bij de politie en van [getuige 4] , afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Aan de verklaring van verdachte – dat hij slechts drugs afleverde voor een aantal dealers en slechts een beperkte rol had – gaat het hof voorbij. Uit de gebezigde bewijsmiddelen die later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen blijkt dat verdachte vanaf het moment van de telefonische bestelling van de drugs tot aan het afleveren en betalen daarvan betrokken was.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 22 oktober 2015 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 21 gripzakjes en 36 gripzakjes en 37 wikkels bevattende cocaïne en
- 4 gripzakjes bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 april 2014 tot en met 21 oktober 2015 te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 29 oktober 2015 te [plaats 1] ,
- een wapen van categorie III, te weten een gas-/alarmpistool (merk Walther, model P99, kaliber 9mm) en/of
- munitie van categorie III, te weten 96 scherpe knalpatronen (kaliber 9mm P.A.Knall, merk Geco) en 20 scherpe gaspatronen (kaliber 9mm P.A.CS, merk UMA(rex) P.A.K.) en
- een gasbusje, oefenspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een weerloosmakende en traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
4.subsidiair
hij op 29 oktober 2015 te [plaats 1] , opzettelijk een autosleutel en portemonnee met inhoud, toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de volgende, cursief gedrukte overwegingen van de rechtbank en neemt deze over:
Verdachte heeft zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Verdachte is hierdoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat heroïne en cocaïne stoffen zijn die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden in de regel vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs, wapens en munitie en heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 15 juni 2020 niet eerder is veroordeeld wegens druggerelateerde feiten. Wel is verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten, maar dit betreffen oude feiten en veroordelingen. Het hof zal deze veroordelingen dan ook niet laten meewegen bij de strafoplegging.
Door de raadsman was verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging heeft omtrent de persoonlijke omstandigheden aangevoerd dat verdachte inmiddels geen drugs meer gebruikt en dat hij een vaste baan heeft en een gezin waar hij voor zorgt. De raadsman heeft verzocht om af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel dat de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht overstijgt.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel van deze straf is gelijk aan de duur van het voorarrest. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft in detentie als hij zich houdt aan de algemene voorwaarden. Het voorwaardelijke deel dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om zich nogmaals schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof zal aan verdachte tevens een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.086,80. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 30 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. De Witt is buiten staat dit arrest te ondertekenen.