ECLI:NL:GHARL:2020:6063

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
21-004112-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal snorfiets in vereniging met toepassing adolescentenstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging en mishandeling. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal van een snorfiets in vereniging, gepleegd op 27 maart 2019. De verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op wettige bewijsmiddelen. De politierechter had eerder een jeugddetentie van één week opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is een werkstraf van 30 uren opgelegd, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf zijn leven te willen beteren en weer naar school te gaan. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie is omgezet in een werkstraf, gezien de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004112-19
Uitspraak d.d.: 29 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 30 juli 2019 met parketnummer 16-073933-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, met parketnummer 16-227837-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 30 juli 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van diefstal in vereniging en met verbreking veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van één week met aftrek van voorarrest. De politierechter heeft voorts de proeftijd ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van twee weken verlengd met één jaar.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg –
tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen een snorfiets/scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen snorfiets/scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 maart 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen een snorfiets die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof ziet, conform de vordering van de advocaat-generaal en gelet op het reclasseringsadvies van 25 juli 2019, geen aanleiding om af te wijken van de in eerste aanleg gemaakte keuze voor toepassing van het adolescentenstrafrecht op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en daarmee recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh Sr.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een snorfiets. Verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen en heeft hinder, overlast en financiële schade aan aangever toegebracht.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Tevens volgt daaruit dat verdachte na de pleegdatum van het hier ter beoordeling staande feit onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal in vereniging en mishandeling. Hieruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte heeft verklaard afscheid te hebben genomen van zijn verkeerde vrienden, hij gaat weer naar school en heeft een baan. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn lesje geleerd heeft en niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Hij heeft daarmee inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. Door de verdediging is verzocht verdachte een taakstraf op te leggen in plaats van jeugddetentie.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de hierna weergegeven beslissing van het hof op de vordering tot tenuitvoerlegging en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Deze straf biedt verdachte de mogelijkheid de door hem – positief – ingeslagen weg voort te zetten en dient tevens als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 7 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met parketnummer 16-227837-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf of verlenging van de proeftijd een taakstraf te gelasten, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) weken.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 februari 2019 met parketnummer 16-227837-18, te weten een jeugddetentie van twee weken een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagenjeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 29 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.A.H. Lemaire is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.