Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep in de hoofdzaak en het verzoek tot schorsing
- het beroepschrift, tevens houdende verzoek tot schorsing, met producties, ingekomen op 12 maart 2020;
- het verweerschrift tegen het incidenteel verzoek tevens houdende incidenteel verzoek, ingekomen op 3 april 2020;
- het journaalbericht van mr. Gerrits van 16 april 2020 met een brief van mr. Gerrits van diezelfde datum;
- het verweerschrift, ingekomen op 23 april 2020;
- een journaalbericht van mr. Van Venetiën van 23 april 2020 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 24 april 2020;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 28 april 2020;
- een journaalbericht van mr. Van Venetién van 28 april 2020;
- een journaalbericht van 27 mei 2020 van mr. Gerrits met als bijlage de spreekaantekeningen namens de man en producties 1 tot en met 4;
- een journaalbericht van 29 mei 2020 van mr. Van Venetiën met als bijlage de spreekaantekeningen namens de vrouw waarin ook gereageerd wordt op de spreekaantekeningen van de man en één productie, en
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 29 mei 2020 met als bijlage een reactie namens de man op de spreekaantekeningen van de vrouw.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
elkaar het nodige te verschaffen(artikel 1:81 BW) werkt na huwelijk door als de verplichting om partneralimentatie te betalen. Daarbij geldt dat een partij aanspraak kan maken op een bijdrage, maar niet of slechts tot de grens van het bedrag waarmee de alimentatieplichtige ook nog over ‘het nodige’ beschikt. Met andere woorden: ook al zou op grond van de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht een hogere bijdrage mogelijk zijn, de wederkerigheid van de onderhoudsverplichting na huwelijk brengt met zich dat de alimentatiegerechtigde door het ontvangen van alimentatie niet ‘beter af’ mag zijn dan de alimentatieplichtige.