In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2020 uitspraak gedaan over de vaststelling van kinderalimentatie in het kader van een minnelijk schuldhulpverleningstraject (MSHP). De man en de vrouw, die van oktober 2001 tot mei 2014 een relatie hadden, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De man heeft de kinderen erkend, maar de vrouw was alleen belast met het gezag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een beschikking gegeven waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw werd vastgesteld en de man werd veroordeeld tot het betalen van € 112,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, met grieven die betrekking hadden op de zorgregeling en de hoogte van de alimentatie. De vrouw kwam in incidenteel hoger beroep en verzocht om een hogere alimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat de man in een MSHP-traject zit en dat zijn draagkracht op eenzelfde wijze beoordeeld moet worden als bij een alimentatieplichtige in de WSNP. Het hof heeft geoordeeld dat er binnen het vrij te laten bedrag ruimte is voor kinderalimentatie en heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 58,33 per kind per maand met ingang van 1 november 2019, € 59,79 per kind per maand met ingang van 1 januari 2020, en € 74,66 per kind per maand vanaf 11 februari 2020 voor de duur van het MSHP-traject, dat doorgaans 36 maanden duurt.
De beslissing van het hof houdt rekening met de financiële situatie van de man en de vrouw, en de noodzaak om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, gezien de relatie tussen partijen en de aard van de procedure.