ECLI:NL:GHARL:2020:5885

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
200.269.886/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de vader over minderjarige na ernstige bedreiging van ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige zoon. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, heeft een verleden van criminele activiteiten en alcohol- en drugsgebruik, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor de minderjarige. De rechtbank had eerder op 28 augustus 2019 het gezag van de vader beëindigd op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat, ondanks positieve ontwikkelingen in het leven van de vader, zoals het afronden van een behandeltraject, de situatie nog steeds te onveilig is voor de minderjarige. De vader heeft niet ingezien dat zijn gedrag schadelijk is voor zijn zoon, wat heeft geleid tot een verdere verslechtering van de situatie. Het hof heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.269.886/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 166934)
beschikking van 21 juli 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Bou-Asrar te Leeuwarden,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Groningen.
Als informanten zijn aangemerkt:
Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: het LET,
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 augustus 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 27 november 2019;
- het verweerschrift van de raad;
- het verweerschrift van de moeder;
- een journaalbericht van mr. Bou-Asrar van 6 januari 2020 met productie(s);
- een brief van de raad van 23 januari 2020;
- een brief van de GI van 28 mei 2020.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 juni 2020 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.L. Thiescheffer als waarnemend advocaat. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad zijn mevrouw [B] en de heer [C] verschenen. Namens het LET is de heer [D] verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2013. Het huwelijk van de ouders is [in] 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
[de minderjarige] staat sinds 7 september 2018 (voorlopig) onder toezicht van de GI. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, de laatste keer tot december 2020. De ondertoezichtstelling wordt op dit moment uitgevoerd door het LET.
3.3
Op 7 september 2018 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder afgegeven. Deze maatregel is nadien verlengd tot 6 december 2019.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder. Sinds de bestreden beschikking oefent de moeder alleen het gezag uit over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de vader over [de minderjarige] beëindigd.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
4.3
De raad voert verweer en verzoekt het door de vader ingestelde beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzak de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan.
5.3
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en - na eigen onderzoek - tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:266 onder a BW. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
5.4
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat [de minderjarige] een kwetsbare jongen is die ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] heeft een zeer belast verleden waarin hij veelvuldig is blootgesteld aan spanningen, ruzies -soms met forse (gewelds)incidenten- tussen de ouders, criminele activiteiten en alcohol- en drugsgebruik. De vader is in september 2018 gedetineerd geraakt vanwege verdenking van ernstige geweldsmisdrijven (jegens de moeder). [de minderjarige] heeft sindsdien geen contact meer gehad met de vader. Ook in de afgelopen periode is er nog onvoldoende sprake geweest van een veilige en stabiele situatie voor [de minderjarige] vanwege de vele verhuizingen die noodzakelijk waren omdat de vader meerdere malen bekend was geworden met het geheime adres van de moeder (en [de minderjarige] ). Als gevolg van dit alles is de basisveiligheid van [de minderjarige] aangetast en dat maakt hem kwetsbaar.
5.5
Het hof acht het positief dat de vader aan zichzelf werkt. Het traject dat de vader na zijn detentie bij de Forensisch Psychiatrische Kliniek en aansluitend de Forensisch Psychiatrische Afdeling heeft doorlopen heeft hij met goed gevolg afgerond. De vader houdt zich aan de in het kader van de strafzaak opgelegde voorwaarden waar de reclassering toezicht op houdt. De vader woont zelfstandig, werkt en komt zijn afspraken met hulpverleners, waaronder die van Verslavingszorg Noord-Nederland, na. Deze veranderde opstelling van de vader vindt het hof positief en is ook in het belang van [de minderjarige] . Het hof is echter van oordeel dat de rechtbank terecht het gezag van de vader over [de minderjarige] heeft beëindigd. Hoewel de vader positieve stappen heeft gezet, is deze situatie nog erg pril. Bovendien heeft de vader ook in de afgelopen periode niet altijd in het belang van [de minderjarige] gehandeld. Zo heeft de vader, tegen de afspraken in, [de minderjarige] rechtstreeks een kaartje gestuurd op zijn geheime woonadres en daardoor (opnieuw) voor veel onrust en onveiligheid gezorgd bij de moeder en [de minderjarige] . Als gevolg hiervan werd een nieuwe verhuizing noodzakelijk geacht. De vader lijkt niet in te zien dat zijn handelen schadelijk is voor [de minderjarige] en hem een onveilig gevoel bezorgt. De LET medewerker heeft in dat verband tijdens de zitting toegelicht dat er nog hulp voor [de minderjarige] nodig is om met zijn emoties om te kunnen gaan en dat het nog te vroeg is voor contact tussen [de minderjarige] en de vader.
5.6
Aan de stelling van de vader dat hij onvoldoende kansen heeft gekregen om zijn vaderrol weer op zich te nemen en dat het daarom nog te vroeg is voor een gezagsbeëindigende maatregel gaat het hof voorbij. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aanvaardbare termijn waarbinnen de vader de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen inmiddels is verstreken. Er is immers -gelet op hetgeen hiervoor is overwogen- nog geen zicht op dat de vader op korte termijn de zorg en opvoeding van [de minderjarige] op zich zal kunnen nemen. Daarnaast is er tussen de ouders sprake van een aanhoudende forse strijd waardoor er vrijwel geen communicatie tussen de ouders mogelijk is, hetgeen, bij het voortduren van het gezamenlijk gezag, de ontwikkeling van [de minderjarige] verder kan bedreigen.
5.7
Voor [de minderjarige] is het nu van groot belang dat sprake is van een veilige, betrouwbare, voorspelbare en spanningsvrije opvoedomgeving waarin hij (verder) tot ontwikkeling kan komen. Vanuit de opvoedsituatie bij de moeder en met de nodige hulpverlening heeft [de minderjarige] daarin de afgelopen periode stappen kunnen zetten, maar gebleken is ook dat verdere behandeling nog nodig is. Duidelijkheid over zijn perspectief en opvoedsituatie is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] . Beëindiging van het gezag van de vader draagt naar het oordeel van het hof bij aan die duidelijkheid. Voor dit zwaarwegend belang van [de minderjarige] dient het belang van de vader bij het behoud van zijn gezag te wijken.
5.8
Ten overvloede overweegt het hof nog dat het feit dat de vader geen gezag meer heeft los staat van de stappen die in het kader van de ondertoezichtstelling worden gezet om te streven naar contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
28 augustus 2019;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, M.A.F. Veenstra en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 21 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.