In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2019. De verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in PI Achterhoek, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden voor diefstal met geweld, afpersing en opzetheling. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, en voegt enkele overwegingen toe met betrekking tot de strafoplegging.
Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2020 en de eerdere zitting in eerste aanleg in acht genomen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zesendertig maanden geëist, met gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en bevestigt de veroordeling van de verdachte. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en komt tot de conclusie dat de verdachte niet geloofwaardig heeft verklaard over de feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door de rechtbank gedeeltelijk toegewezen, en het hof oordeelt dat deze vorderingen inhoudelijk onvoldoende zijn bestreden. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en bevestigt de beslissing van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die zijn gemaakt over het bewijs en de vorderingen van de benadeelde partijen.