ECLI:NL:GHARL:2020:5860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
21-002081-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank inzake rijden onder invloed zonder rijbewijs met recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1972, was eerder veroordeeld voor het rijden op de openbare weg onder invloed van alcohol en zonder rijbewijs. De rechtbank had hem op 14 februari 2019 een gevangenisstraf van veertig dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijftien maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 9 juli 2020 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van veertig dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijftien maanden gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Rosema, heeft ook argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van de verdediging. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelt dat deze geen aanleiding geven om van de eerdere beslissing van de rechtbank af te wijken.

Het hof bevestigt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden, en de frequente recidive van de verdachte in de strafmaat meewegen. Het hof concludeert dat alleen de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf passend is en bevestigt het vonnis van de rechtbank met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002081-19
Uitspraak d.d.: 23 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 14 februari 2019 met parketnummer 96-067486-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig dagen en oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijftien maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte,
mr. M. Rosema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 februari 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het rijden op de openbare weg, onder invloed van alcohol en zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig dagen en aan hem een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijftien maanden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist.
In aanvulling op de overwegingen van de rechtbank overweegt het hof, naar aanleiding van hetgeen ter zitting door de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden, dat die geen aanleiding vormen anders dan de rechtbank te beslissen. Het hof heeft met de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden in aanmerking genomen. Ook de frequente recidive speelt in de afweging over de strafmaat een rol waarbij het hof met de rechtbank vaststelt dat artikel 22b Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De ter zitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte maken tegen de achtergrond van het vorenstaande niet dat kan worden volstaan met een korte vrijheidsstraf in combinatie met een taakstraf. Slechts de gevorderde en door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf acht het hof passend en geboden.
Het hof zal het vonnis dan ook met overneming van die gronden bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 23 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.