Parketnummer: 21-002000-17
Uitspraak d.d.: 22 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 4 april 2017 met parketnummer 16-652429-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Land onbekend) op [geboortedag] 1988,
in de BRP ingeschreven op het adres [adres] , [geboorteplaats] (Polen).
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E.H. Bokhorst, naar voren is gebracht.
De omvang van het hoger beroep
De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van het onder feiten 2 en 3 tenlastegelegde.
Het door verdachte ingestelde hoger beroep
Door verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Hoger beroep tegen de gegeven vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep
Uit de akte instellen hoger beroep blijkt dat het hoger beroep door de officier van justitie onbeperkt is ingesteld. Het hoger beroep richt zich zodoende tegen de beslissing van de rechtbank ten aanzien van alle drie ten laste gelegde feiten. Nu er door de officier van justitie echter geen grieven ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde zijn ingediend en de advocaat-generaal ter terechtzitting heeft aangegeven dat het hoger beroep zich enkel richt tegen de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 en de gegeven vrijspraak ten aanzien van feit 2, is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie geen belang heeft bij het hoger beroep ten aanzien van feit 3. Daarom zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van de door de rechtbank gegeven vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Op grond van het voorgaande zijn in hoger beroep thans enkel de feiten 1 en 2 aan de orde.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 4 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 2 (aangetroffen op 1 en/of 4 juli 2016 in een, op naam van verdachte staande, Daewoo Tacuma met kenteken [kenteken] te Bunschoten-Spakenburg) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of (elders) in Nederland en/of in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, te weten (onder meer) verdachte en/of medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (fietsen)diefstallen en/of het helen van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het omkatten van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het vervoeren en/of uitvoeren van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het verkopen van (door misdrijf verkregen) fietsen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal het volgende aangevoerd. Op 1 juli 2016 werd in een bungalow, een aangelegen schuur en een aanhanger aan de [adres] te Bunschoten-Spakenburg een groot aantal fietsen, gereedschap, stickers met valse framenummers, verpakkingen met fietssloten en meerdere lopers aangetroffen. Verdachte was op dat moment in de woning aanwezig. Verbalisanten hebben voorts geconstateerd dat verdachte stickervellen met valse framenummers en lopers door het toilet probeerde te spoelen. Verdachte was daarbij de huurder van de woning. In een Daewoo Tacuma, die op naam van verdachte stond, werden (later) nog eens twee fietsen aangetroffen. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij alle fietsen heeft gekocht, is niet onderbouwd en ongeloofwaardig. Gelet op de omstandigheden waaronder de fietsen zijn aangetroffen moet verdachte hebben geweten dat deze van diefstal afkomstig waren. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van gewoonteheling, gepleegd in de periode van 14 juni 2016 tot en met 1 juli 2016. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat van een criminele organisatie kan worden gesproken indien een samenwerkingsverband (ook) een gestructureerd karakter heeft. Uit het dossier kan worden afgeleid dat sprake is geweest van planmatigheid, nu alle in en rondom de bungalow aangetroffen fietsen waren voorzien van nieuwe sloten en valse framenummers.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de fietsen (voor een groot geldbedrag) heeft gekocht, dat verdachte de fietsen daarmee op rechtmatige wijze heeft verkregen en dat hij niet kon weten dat zich onder die fietsen ook door misdrijf verkregen fietsen bevonden. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat sommige fietsen reeds jaren daarvoor waren gestolen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte van het plegen van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt, nu op grond van het dossier enkel kan worden vastgesteld dat verdachte de fietsen op 1 juli 2016 voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van een zodanig korte pleegperiode, dat niet kan worden gesproken van een duurzaam samenwerkingsverband.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen, inhoudende de feiten en omstandigheden die redengevend zijn voor de beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zijn weergegeven in de bijlage bij dit arrest. Ter nadere onderbouwing van deze beslissing overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verbalisanten op 1 juli 2016 naar camping [camping] , gelegen aan de [adres] te Bunschoten-Spakenburg, [adres] , zijn gegaan. Op het terrein van de bungalow stond een niet afgesloten schuur waarvan de deur op een kier stond. Verbalisanten zagen dat er in deze schuur minstens tien fietsen opeengestapeld lagen en dat het vrij nieuwe fietsen waren die alle voorzien waren van nieuwe sloten. Zij zagen dat in de woning drie personen aanwezig waren en dat er in de woning een grote hoeveelheid goederen lag die gelinkt kon worden aan fietsendiefstallen. Zo zagen zij een grote stapel met sloten liggen in originele verpakking alsmede veel lege verpakkingen van fietssloten. Ook zagen zij meerdere stickervellen liggen met, vermoedelijk, valse stickers met framenummers.
Tevens zagen verbalisanten in de woning veel attributen liggen die thuis horen op fietsen, zoals fietstassen, jasbeschermers en zadels. Verbalisanten hadden dan ook het vermoeden dat de bungalow gebruikt werd voor het omkatten van fietsen. Hierbij worden kenmerkende attributen verwijderd, de sloten vervangen en de originele framestickers vervangen door valse.
De verbalisanten hielden twee mannen op heterdaad aan op verdenking van heling van de in de schuur aangetroffen fietsen. Later bleek dat zij de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waren. Zij zagen dat in de woning nog een derde man, naar later bleek verdachte, aanwezig was die de woning niet uit wilde komen. Zij zagen dat deze man sleutels en stickervellen bijeen pakte, richting de badkamer liep en de deur van de badkamer achter zich sloot. De verbalisanten troffen (een deel van) de stickervellen later aan in de toiletpot.
Naast de fietsen in de schuur werden ook in de bungalow zelf en in een aanhanger die op het perceel stond nog tientallen fietsen aangetroffen. Hiervan waren de sturen in de lengterichting gedraaid, de zadels eraf en de trappers gedemonteerd. Overal lag ook gereedschap. Tevens lagen in de bungalow tientallen stickers met vermoedelijk valse framenummers, tientallen (lege) verpakkingen met fietssloten en meerdere valse sleutels (lopers).
De stickers met framenummers zijn later onderzocht. Omdat er meerdere stickers waren met hetzelfde framenummer en het lettertype afweek van de originele framenummers, waren de stickervellen met framenummers vals.
Alle in beslag genomen fietsen zijn onderzocht op merk, kleur, bijzonderheden enz. Uit dit onderzoek zijn in totaal 17 aangiften gevonden. Van de meeste fietsen was het framenummer verwijderd. Het originele framenummer is een papieren sticker waar overheen gelakt is. Op veel aangetroffen fietsen was reeds een valse sticker geplakt op de plek waar de originele sticker had gezeten. De 17 aangiftes van de fietsen waarvan een eigenaar is gevonden, zijn in het dossier opgenomen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt voorts dat tijdens de plaats delict bewaking op
2 juli 2016 op de parkeerplaats van het bungalowpark aan de [adres] te Bunschoten-Spakenburg een grijze Daewoo Tacuma met geblindeerde achterramen en voorzien van een Pools kenteken [kenteken] werd aangetroffen. Achterin deze auto lagen meerdere fietsen. De auto stond op naam van verdachte. Bij nader onderzoek troffen verbalisanten in de laadruimte van deze Daewoo Tacuma twee herenfietsen aan, beide van het merk Gazelle. De eerste fiets betrof een herenfiets van het type Orange Comfort. Op het achterspatbord van deze fiets stond een sticker van “Tweewieler centrum [bedrijf] ”. Deze fiets bleek van diefstal afkomstig te zijn. Aangever [aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van deze fiets. De tweede fiets was van het type Chamonix Plus. Het achterspatbord van deze fiets was voorzien van een sticker van “ [bedrijf] ”. Deze fiets bleek als gestolen gesignaleerd te staan. [aangever 2] heeft op 6 juli 2016 aangifte van diefstal van deze Gazelle Chamonix gedaan.
De verhuurder van de woning, getuige [getuige] , heeft verklaard dat hij rond 14 juni 2016 in de woning is geweest en op dat moment en ook daarvoor geen bijzonderheden heeft aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres] te Bunschoten-Spakenburg woonde en daar ook verbleef. Hij heeft voorts verklaard dat hij in het algemeen graag wil bekennen over de heling.
Verdachte heeft verklaard dat hij de fietsen voor een bedrag van € 20.000,- heeft gekocht. Deze verklaring mist evenwel iedere concrete en verifieerbare onderbouwing en vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Het hof acht deze verklaring derhalve niet geloofwaardig. Aldus heeft verdachte voor voormelde omstandigheden, zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen en die redengevend moeten worden geacht voor het bewijs, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven. Het hof betrekt zulks bij de waardering van het bewijs. Gelet hierop alsmede gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden waaronder de fietsen zijn aangetroffen, acht het hof het aannemelijk dat verdachte, op het moment van het verkrijgen van de fietsen, wist dat deze fietsen van misdrijf afkomstig waren.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 14 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van een groot aantal fietsen.
Het hof acht voorts bewezen dat verdachte van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt, gezien het grote aantal fietsen dat in de woning is aangetroffen. De enkele omstandigheid dat de heling in een relatief kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van feit 2
Het hof is van oordeel dat voorts wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de toepassing van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht onder een organisatie wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste een andere persoon’. Duurzaamheid en structuur lijken daarbij op communicerende vaten: een (zeer) gestructureerde maar relatief kort geleden gevormde groep van personen kan zodoende worden aangemerkt als een organisatie. Uit de rechtspraak volgt derhalve geen vuistregel voor de duur van het bestaan van een criminele organisatie. Anders dan de rechtbank, is het hof dan ook van oordeel dat de periode die in casu ten laste is gelegd niet aan het bewijs van een criminele organisatie in de weg hoeft te staan.
Het hof is van oordeel dat dat het criminele samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerd en planmatig karakter had, zodat aan de vereisten voor het aannemen van een criminele organisatie is voldaan. Het hof overweegt daartoe dat uit het dossier volgt dat in de woning en aangrenzende schuur in totaal 58 (in ieder geval deels) van diefstal afkomstige (elektrische) fietsen zijn aangetroffen, welke waren voorzien van nieuwe sloten en/of valse framenummers. Tevens werden grote aantallen sloten, verpakkingen van sloten, stickervellen met valse framenummers, fietsonderdelen, gereedschap en valse sleutels (lopers) in de woning aangetroffen. Een deel van de fietsen lag reeds opgestapeld in een aanhanger om te worden vervoerd. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte samen met meerdere medeverdachten deel uitgemaakt van een criminele organisatie. Dat het hof verdachte in de zaken van enkele medeverdachten buiten de in die zaken aan de orde zijnde bewezenverklaringen van deelneming aan een criminele organisatie heeft gehouden, doet hieraan niet af.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: