ECLI:NL:GHARL:2020:5809

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
21-004463-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde diefstallen en overval op videotheek met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor twee gekwalificeerde diefstallen en een overval op een videotheek. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 7 juli 2020 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte geweld heeft gebruikt tijdens de overval. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de bedreiging met geweld, aangezien de verdachte met een bivakmuts de videotheek binnenkwam en riep dat het een overval was. De verdachte heeft de medewerker van de videotheek vastgepakt, wat een dreigende situatie creëerde. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De straf is gehandhaafd, met de toevoeging van bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de schadevergoeding niet meer aan de orde was. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, maar in plaats daarvan een taakstraf opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004463-19
Uitspraak d.d.: 21 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 12 augustus 2019 met parketnummer 18-820346-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-148326-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van twee gekwalificeerde diefstallen en een overval op een videotheek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn meerdere bijzondere voorwaarden gesteld. De benadeelde partij [benadeelde partij] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tot schadevergoeding en de inbeslaggenomen € 6,- is aan deze Stichting teruggegeven. De inbeslaggenomen sleutelbos is aan woningbouwvereniging Lefier teruggegeven. Ten slotte is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 weken toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair

hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te [plaats] een of meer (IPad) opladers en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , (in/uit het pand aan [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;

1. subsidiair

hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te [plaats] opzettelijk een of meer (IPad) opladers, en/of sleutelbos in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door verdachte aangetroffen/gevonden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.
hij op of omstreeks 20 december 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Videotheek Videoland (aan [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, voorzien van een bivakmuts, naar/achter de balie van die Videotheek is gelopen/gegaan en/of (daarbij) heeft geroepen "dit is een overval" en/of "kassa", althans woorden gelijke dreigende aard of strekking, en/of die [slachtoffer 2] (die wilde vluchten) heeft vastgepakt (bij bretels), althans geprobeerd vast te pakken, en/of (vervolgens) de kassa heeft gepakt en/of tegen de grond kapot gegooid, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 2] dreigende situatie heeft geschapen;

3.
hij op of omstreeks 4 februari 2018 te [plaats] , een webcam (merk Trust), (klein)geld en/of een Apple IPad (mini 16 GB), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , (in/uit het pand aan [adres] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs

Feit 1 primair:
Ten aanzien van dit feit is in hoger beroep door de raadsman geen verweer gevoerd. Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in een eventuele aanvulling op dit arrest zullen worden uitgewerkt, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er geen braakschade is vastgesteld, dat een getuige gerinkel van een sleutelbos heeft gehoord, en dat er bij verdachte, toen hij ter plaatse werd aangetroffen, goederen uit het pand én sleutels van het pand zijn aangetroffen. Gelet daarop kan het niet anders zijn dan dat verdachte door middel van die sleutels is binnengekomen. Het onbevoegd gebruik maken van sleutels valt onder het gebruik maken van een valse sleutel, zoals is ten laste gelegd. Het onder 1 primair ten laste gelegde feit kan aldus wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 2:
Door de raadsman is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte weliswaar de onder 2 ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd, maar dat niet kan worden bewezen dat hij daarbij geweld heeft gebruikt dan wel dat hij gedreigd heeft met geweld. Verdachte heeft ontkend dat hij aangever bij zijn bretels heeft vastgepakt en als dat al zou zijn gebeurd, dan was dat niet met het voor een bewezenverklaring vereiste oogmerk. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onderdeel dat ziet op geweld en/of bedreiging met geweld, aldus de raadsman.
Het hof volgt de raadsman hierin niet. Zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte op 20 december 2012 tegen sluitingstijd videotheek Videoland, gevestigd aan de [adres] te [plaats] , is binnengelopen met een bivakmuts op. Verdachte is direct in de richting van de balie gelopen waarachter een medewerker stond en heeft geroepen “Dit is een overval” en/of “Kassa”. De medewerker van de videotheek schrok hier zo van, ook omdat hij de handen van verdachte niet kon zien, dat hij over de balie is gesprongen en het pand is uitgerend. Op het moment dat de medewerker het pand uit vluchtte, heeft verdachte de medewerker bij zijn bretels vastgepakt. Toen de medewerker gevlucht was, heeft verdachte de kassa gepakt en op de grond kapot gegooid. Daarna heeft hij geld uit de kassa gepakt.
Het hof is ervan overtuigd dat verdachte aangever heeft vastgepakt, nu aangever al direct heeft aangegeven weerstand te hebben gevoeld toen hij over de balie sprong, hij op de daarna bekeken beveiligingsbeelden heeft gezien dat dit kwam omdat verdachte hem vastpakte, en zijn broek bij de bevestiging van de bretels stuk is gegaan. Het hof ziet geen aanleiding om aan deze gestelde gang van zaken te twijfelen.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van diefstal met bedreiging met geweld. Van een bedreiging met geweld is sprake als de dader een dermate bedreigende situatie heeft gecreëerd dat de vrees van het slachtoffer voor geweld van de zijde van de dader gerechtvaardigd is. Door met een bivakmuts de videotheek binnen te lopen en te roepen “Dit is een overval” en/of “Kassa”, en daarbij ook nog te proberen aangever vast te pakken op het moment dat hij het pand uit wilde rennen, heeft verdachte een dermate bedreigende situatie geschapen dat de vrees van het slachtoffer voor geweld gerechtvaardigd is. Aldus wordt het verweer verworpen en kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3:
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit is in hoger beroep geen verweer gevoerd. Op grond van de bewijsmiddelen zoals die in een eventuele aanvulling op dit arrest zullen worden uitgewerkt, waaruit onder meer blijkt dat er bloed van verdachte in het pand is aangetroffen, hetgeen als een ‘daderspoor’ kan worden aangemerkt, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair

hij op 16 augustus 2018 te [plaats] (IPad) opladers en een geldbedrag, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , in het pand aan [adres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.

2.
hij op 20 december 2012 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan Videotheek Videoland aan de [adres] ,

welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, voorzien van een bivakmuts, naar de balie van die videotheek is gelopen en daarbij heeft geroepen "Dit is een overval" en/of "Kassa", en die [slachtoffer 2] die wilde vluchten heeft geprobeerd vast te pakken, en aldus een voor die [slachtoffer 2] dreigende situatie heeft geschapen.

3.
hij op 4 februari 2018 te [plaats] , een webcam (merk Trust), (klein)geld en een Apple IPad (mini 16 GB), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , in het pand aan [adres] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Zoals bij de bewijsoverweging uiteen is gezet, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen en een overval op een videotheek. Het betreffen ernstige feiten waarbij steeds inbreuk is gemaakt op eigendomsrechten van anderen en waarbij verdachte het slachtoffer van de overval veel angst heeft aangejaagd. Kennelijk heeft verdachte zich bij het plegen van de feiten alleen laten leiden door motieven van persoonlijk financieel gewin.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 5 juni 2020 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. De straffen die hem in dat kader zijn opgelegd hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Strafmatigend werkt dat verdachte de overval op de videotheek recentelijk spontaan heeft bekend en die overval inmiddels een wat gedateerd feit betreft.
De rapportages die zich in het dossier bevinden, schetsen een somber beeld over de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is verdachte bekend met een complexe verslavingsproblematiek en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken. Tevens is er sprake van agressieproblematiek en mogelijk traumatische herinneringen. Een opname in het IMC in 2019 is voortijdig negatief afgesloten, waarna hij lijkt te zijn afgegleden in gebruik. Vanwege de onder andere aanwezige persoonlijkheidsproblematiek is er sprake van weinig probleembesef. Verdachte ontkent zijn agressieproblematiek en een ambulante behandeling is, ook vanwege verdachtes wantrouwende en achterdochtige houding, zijn terugval in drugsgebruik en beperkte draagkracht, moeilijk van de grond gekomen. Desondanks stelt de reclassering in het meest recente reclasseringsadvies (d.d. 26 november 2019) vast dat er sprake is van enige mate van ontvankelijkheid en dat verdachte bereid is mee te werken aan het wonen in een beschermde woonvorm en aan reclasseringstoezicht. Beschermende factoren zijn verdachtes dagbesteding - hij gaat elke dag naar het ‘Twaalfde huis’ en is daar volgens een medewerker positief aanwezig - en zijn contact met het FACT-team. De reclassering adviseert in voornoemd rapport oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met diverse bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof te kennen geven dat voornoemde informatie nog steeds actueel is. Verdachte heeft het onvoorwaardelijk gedeelte van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf in de onderhavige zaak inmiddels uitgezeten en is weer op vrije voeten. Hij heeft zijn huurwoning kunnen behouden, staat onder bewind en gaat nog steeds dagelijks naar het Twaalfde huis. De raadsman heeft het hof verzocht een zodanige straf op te leggen dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Oplegging van een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden is volgens de raadsman gewenst.
Alles afwegende acht het hof de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, een passende straf. De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en verdachtes strafrechtelijk verleden maken oplegging van een dergelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Daarnaast beoogt het hof met het voorwaardelijk gedeelte van die straf tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. In dat kader worden ook de bijzondere voorwaarden gesteld, zoals de reclassering heeft geadviseerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg ter zake van feit 1 primair in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6,00, bestaande uit materiele schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Zoals hierna bij de afdoening van het beslag zal worden overwogen, zal de € 6,- die verdachte bij de onder 1 primair bewezenverklaarde diefstal heeft buitgemaakt, aan de rechthebbende – [benadeelde partij] – worden teruggegeven. Dit maakt dat er van schade zoals hier bedoeld niet langer sprake is en dat de vordering zal worden afgewezen.
De vordering van [benadeelde partij] die ziet op de onder 3 bewezenverklaarde inbraak, is door rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft deze vordering in hoger beroep niet gehandhaafd, zodat het hof hierop niet heeft te beslissen.

Beslag

Het hof gelast ten aanzien van de inbeslaggenomen € 6,00 (buit feit 1 primair) en de bij die diefstal gebruikte sleutels, de teruggave aan de rechthebbenden, zoals hierna vermeld.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Groningen van 8 november 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken (parketnummer 18-148326-17). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, waaronder het feit dat verdachte nét uit detentie is ontslagen en het hof het van belang acht dat het hulpverleningstraject zo spoedig mogelijk zal aanvangen, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van het arrest bij Reclassering Leger des Heils op het adres Damsterdiep 271 te Groningen en dat veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • de veroordeelde zich laat behandelen door het FACT-team en VNN, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • wanneer de reclassering dit geïndiceerd acht, veroordeelde verblijft bij Jan Arends of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma van de instelling dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan Woningbouw Lefier van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- sleutelbos met 11 sleutels.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde partij] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- € 6,-.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst de vordering ter zake van feit 1 primair van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot schadevergoeding af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 8 november 2017 met parketnummer 18-148326-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 3 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.T. Wemes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 21 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.