ECLI:NL:GHARL:2020:5765

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
21-005117-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met een gestolen tankpas en de oplegging van een taakstraf met meldplicht bij reclassering

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal en vernieling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in januari 2018 meermalen geld heeft weggenomen met een gestolen tankpas, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastegelegde vernieling. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het tweede feit. De verdachte is strafbaar bevonden voor de diefstal, waarbij hij het geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen, heeft het hof besloten een taakstraf op te leggen van zestig uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het belang van de verdachte en de noodzaak van reclasseringstoezicht zijn meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005117-18
Uitspraak d.d.: 20 juli 2020
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 3 september 2018 met het parketnummer 18-093787-18 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 6 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de politierechter zal vernietigen;
  • de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 aan hem ten laste gelegde feit;
  • het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren;
  • de verdachte ter zake daarvan zal opleggen een taakstraf voor de duur van zestig uren, waarvan vijftig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan een COVA-training.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde delicten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen hechtenis, waarvan veertig uren voorwaardelijk, indien niet naar behoren verricht te vervangen door twintig dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en meewerken aan de gedragsinterventie CoVa-Plus.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof op een onderdeel van de tenlastelegging tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2018 tot en met 31 januari 2018, althans in de maand januari 2018, te [plaats] , meermalen, althans eenmaal, geld, in elk geval (telkens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte (telkens) dat/die weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) met een (gestolen) tankpas met pincode te tanken bij een tankstation.
2.
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 11 januari 2018 en 12 januari 2018, te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk een bedrijfsauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het gerechtshof heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdedigingsbelang.

Vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde zaaksbeschadiging

Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
2 aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dit feit te hebben gepleegd.
Het gerechtshof acht het overtuigend bewijs voor het daderschap van de verdachte niet aanwezig, op de door de advocaat-generaal aangevoerde gronden, die door de verdediging zijn onderschreven.

Bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 januari 2018 tot en met 31 januari 2018 te [plaats] meermalen geld, dat telkens aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte telkens dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens met een gestolen tankpas met pincode te tanken bij een tankstation.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dat delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast heeft het gerechtshof acht geslagen op de omstandigheid dat de wijze van diefstal, zoals in deze zaak bewezen is verklaard, schade, overlast en ergernis en ook verlies van vertrouwen veroorzaakt bij de gedupeerde.
De gedupeerde - de toenmalige werkgever van de verdachte - is geraakt in diens wijze van bedrijfsvoering.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2020, waaruit onder meer blijkt dat hij niet is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict, maar wel ter zake van andersoortige delicten en dat die veroordelingen onherroepelijk zijn. Voorts heeft het gerechtshof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
Kern van de zaak is dat de verdachte volgens de reclassering gebaat is bij reclasserings-toezicht, gelet op zijn problemen op diverse leefgebieden, alsmede een aanwezige verstandelijke beperking, kennelijke agressie-regulatieproblematiek, snelle krenking en impulsief gedrag. Alhoewel de verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep niet direct bijzonder enthousiast toonde voor deze handreiking, meent het gerechtshof er niettemin goed aan te doen een meldplicht bij de reclassering aan hem op te leggen, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, teneinde hem uit het strafrechtelijk circuit te blijven houden. In de twee afgelopen jaren is immers, op een enkele verkeersovertreding na, niet gebleken van enig nieuw contact van de verdachte met politie of justitie in verband met een strafbaar feit. Die goede weg waarop de verdachte zich nu heeft begeven dient behouden te blijven, met name ook in het belang van hem zelf.
Hulp en ondersteuning door de reclassering kan hem daarbij, gegeven een respectvolle samenwerking tussen de verdachte met een reclasseringsmedewerker heel goed helpen.
Het zou de verdachte sieren wanneer hij hierin slaagt en het gerechtshof hem niet opnieuw in de zittingzaal hoeft te treffen.
Voor de door de advocaat-generaal geëiste bijzondere voorwaarde van deelname van de verdachte aan een training cognitieve vaardigheden ziet het gerechtshof echter geen vruchtbare voedingsbodem. De verdachte heeft ter terechtzitting onomwonden verklaard daar helemaal niets in te zien. Een succesvolle afronding van een dergelijke training lijkt dan ook niet goed haalbaar en kan zelfs - in het slechtste geval - een averechts effect heb.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof de oplegging van de door de raadsman bepleite geheel voorwaardelijke taakstraf, zonder bijzondere voorwaarden, aangewezen acht. Ook overigens is het gerechtshof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Gelet op al deze omstandigheden onderling en in samenhang bezien en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding algemene en speciale preventie is het gerechtshof van oordeel dat de oplegging van een taakstraf voor de duur van zestig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door dertig dagen hechtenis, waarvan twintig uren voorwaardelijk, indien niet naar behoren verricht te vervangen door tien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij Reclassering Nederland Midden-Noord passend en geboden is en zal die straf daarom opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op nader door de reclassering te bepalen dagen/tijdstippen te melden bij Reclassering Nederland Midden-Noord, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 20 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pennink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.