ECLI:NL:GHARL:2020:5762

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
21-001213-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, ontucht met een bewusteloze en mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor belaging, ontucht met een bewusteloze en mishandeling. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een klinische behandeling en een contactverbod met de benadeelde partij. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019, waarbij de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met de benadeelde partij terwijl deze zich in een staat van bewusteloosheid bevond. Daarnaast heeft hij de gezondheid van de benadeelde partij benadeeld door haar zonder toestemming medicatie toe te dienen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de bewezenverklaring van de feiten heeft overgenomen. De verdachte heeft de feiten bekend en het hof heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen te twijfelen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat heeft geleid tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de oplegging van bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001213-20
Uitspraak d.d.: 20 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 februari 2020 met parketnummer 18-830182-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, primair strekkende tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde nader (psychiatrisch) onderzoek te laten doen en subsidiair tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1, 2 primair en 3 primair tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en met aftrek van voorarrest. Naast oplegging van een klinische behandeling voor de duur van ten hoogste twee jaren als bijzondere voorwaarde, heeft de advocaat-generaal oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod, telkens voor de duur van vijf jaren gevorderd. Ten slotte vorderde de advocaat-generaal partiële toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. L.S. Slinkman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens de feiten 1, 2 primair en 3 primair veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en met aftrek van voorarrest. Als bijzondere voorwaarden legde de rechtbank, naast een klinische behandeling voor de duur van ten hoogste twee jaren, een contactverbod en een locatieverbod, telkens voor de duur van vijf jaren, op. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en voor een deel afgewezen en heeft daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door
  • langs de woning van die [benadeelde partij] te fietsen en/of te rijden en/of te lopen, soms meermalen per dag en/of zich (telkens) bij de woning van die [benadeelde partij] op te houden en/of langs de bushalte te rijden waar [benadeelde partij] stond en te vragen of ze mee wilde rijden en/of
  • dagelijks meermalen berichten te versturen via de app (ook 's nachts) met onder meer als inhoud: "Slaap lekker meid. Ik mis jullie. Had ik je gisteravond wakker gemaakt" en/of "Ik wil met je praten" en/of "Waarom reageer je niet" en/of "Moet je morgen werken" en/of " Wat voor onderzoek heb je gehad in het ziekenhuis" en/of "Ben je met de buurtjes weg. Je zag er leuk uit" en/of
  • dagelijks meermalen mailberichten te sturen met onder meer als inhoud: "Ik heb nog AH zegels voor je" en/of "Waarom heb je niet gereageerd op mijn mail" en/of "Ik wil zeggen dat ik bij je huis ben geweest" en/of "Wil met je praten en/of "Wil je groente en/of tompoezen en/of "Dat hij haar op zou halen voor een etentje van het werk" en/of "Ik bewonder je elke dag in alles wat je doet" en/of "Doe jij nog wel jouw tuinhekje dicht voordat je rare enge gasten achter jouw huis hebt staan" en/of
  • door telkens mailberichten te eindigen met een x en/of
  • zich in te schrijven bij dezelfde woningbouwvereniging als die [benadeelde partij] en/of te reageren op een contactadvertentie van die [benadeelde partij] en/of
  • die [benadeelde partij] telkens in de gaten te houden en/of meermalen in de tuin van die [benadeelde partij] te staan en/of
  • die [benadeelde partij] meermalen op haar werk te bezoeken en/of
  • achter de bus aan te rijden waar die [benadeelde partij] in zat en/of zulks terwijl verdachte een contactverbod had met uitzondering wanneer het over hun dochter ging en/of
met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , met [benadeelde partij] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het losmaken van de BH en/of broek van die [benadeelde partij] ;
2. subsidiair
dat hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [benadeelde partij] van wie hij verdachte wist dat die [benadeelde partij] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, ontuchtige handelingen te plegen,
  • temazepam in de rosé of koffie van die [benadeelde partij] heeft gedaan en/of
  • de BH en/of broek van die [benadeelde partij] heeft losgemaakt,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door een hoeveelheid Oxazepam en/of Temazepam op te lossen in koffie en te geven aan die [benadeelde partij] , zulks terwijl die [benadeelde partij] ook antidepressiva gebruikte, tengevolge waarvan die [benadeelde partij] onwel is geworden en opgenomen diende te worden in het ziekenhuis en/of schade voor de gezondheid heeft ondervonden en/of de gezondheid van die [benadeelde partij] is benadeeld;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een ander, te weten [benadeelde partij] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten dat de lichamelijke toestand of bewustzijn van [benadeelde partij] zou veranderen en/of onwel is geworden en/of naar het ziekenhuis moest door het oplossen van een hoeveelheid Oxazepam en/of Temazepam in koffie en/of dit te geven aan die [benadeelde partij] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het bewijs

Het hof is van oordeel dat de rechtbank ten aanzien van het bewijs op juiste wijze en goede gronden heeft geoordeeld en zal die overwegingen tot de zijne maken. De verdachte heeft ook op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2020 de hem ten laste gelegde feiten bekend. Verdachte en de verdediging hebben meegedeeld dat het hoger beroep zich niet richt tegen de feiten zoals de rechtbank die bewezen heeft verklaard en dat daartegen geen verweer wordt gevoerd. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen te twijfelen en neemt de onderstaande bewijsmotiveringen en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uit het vonnis over. De rechtbank overwoog onder meer:

De rechtbank acht feit l, feit 2 primair en feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2020;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 juli 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier met nummer 2018133114 d.d. 18 september 2019, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;

4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 22juli 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;

5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] ;

6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door
  • langs de woning van die [benadeelde partij] te fietsen en te rijden en te lopen, soms meermalen per dag en zich telkens bij de woning van die [benadeelde partij] op te houden en langs de bushalte te rijden waar [benadeelde partij] stond en te vragen of ze mee wilde rijden en
  • dagelijks meermalen berichten te versturen via de app (ook ‘s nachts) met onder meer als inhoud: "Slaap lekker meid. Ik mis jullie. Had ik je gisteravond wakker gemaakt" en "Ik wil met je praten" en "Waarom reageer je niet" en "Moet je morgen werken" en " Wat voor onderzoek heb je gehad in het ziekenhuis" en "Ben je met de buurtjes weg. Je zag er leuk uit" en
  • dagelijks meermalen mailberichten te sturen met onder meer als inhoud: "Ik heb nog AH zegels voor je" en "Waarom heb je niet gereageerd op mijn mail" en "Ik wil zeggen dat ik bij je huis ben geweest" en "Wil met je praten” en "Wil je groente en tompoezen” en "Dat hij haar op zou halen voor een etentje van het werk" en "Ik bewonder je elke dag in alles wat je doet" en "Doe jij nog wel jouw tuinhekje dicht voordat je rare enge gasten achter jouw huis hebt staan" en
  • door telkens mailberichten te eindigen met een x en
  • zich in te schrijven bij dezelfde woningbouwvereniging als die [benadeelde partij] en te reageren op een contactadvertentie van die [benadeelde partij] en
  • die [benadeelde partij] telkens in de gaten te houden en meermalen in de tuin van die [benadeelde partij] te staan en
  • die [benadeelde partij] meermalen op haar werk te bezoeken en
  • achter de bus aan te rijden waar die [benadeelde partij] in zat
zulks terwijl verdachte een contactverbod had met uitzondering wanneer het over hun dochter ging en met het oogmerk die [benadeelde partij] , te dwingen iets te dulden;
2. primair
hij in augustus 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , met [benadeelde partij] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid verkeerde, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het losmaken van de BH en broek van die [benadeelde partij] ;
3. primair
hij op 28 januari 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door een hoeveelheid Oxazepam en Temazapam op te lossen in koffie en te geven aan die [benadeelde partij] , zulks terwijl die [benadeelde partij] ook antidepressiva gebruikte, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] onwel is geworden en opgenomen diende te worden in het ziekenhuis en de gezondheid van die [benadeelde partij] is benadeeld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

In een pro justitia rapport d.d. 25 november 2019 stelt C. Sipma, GZ-psycholoog – zakelijk weergegeven – onder meer: “
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidskenmerken. Daarnaast functioneert hij op licht verstandelijk beperkt niveau. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Het is zeer waarschijnlijk dat er een causale relatie bestaat tussen de feiten en een gebrekkige ontwikkeling op basis van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis in combinatie met de lichte verstandelijke beperkingen.” en “
Betrokkene wist wel dat zijn gedrag ontoelaatbaar was, hij had er zelfs professionele hulp voor gezocht, maar was (met name door zijn persoonlijkheidsproblematiek) niet in staat zijn handelen voldoende te controleren. Het tenlastegelegde, indien bewezen, is niet volledig maar wel in grote mate te verklaren vanuit de gebrekkige ontwikkeling van betrokkene. Op grond van voorgaande overwegingen adviseer ik om betrokkene het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof neemt dit advies van de deskundige over.
Verdachte is derhalve strafbaar, zij het in verminderde mate, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof stelt vast dat er in de gegeven omstandigheden voldoende informatie omtrent de persoon van verdachte beschikbaar is om tot een strafoplegging te komen. Het hof acht zich voldoende geïnformeerd en acht aanvullende rapportage niet noodzakelijk.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drieënhalf jaar schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-partner, aangeefster [benadeelde partij] . Daarbij heeft hij niet alleen veelvuldig telefonisch en via de e-mail contact opgenomen met aangeefster, maar ook is hij bijna dagelijks langs de woning van aangeefster gegaan en is hij haar gevolgd om zich in haar nabijheid te kunnen begeven en haar in de gaten te kunnen houden. Verdachte bleef aangeefster belagen, zelfs nadat de voorzieningenrechter had bepaald dat hij nog slechts contact mocht opnemen met aangeefster indien het hun dochter Roos betrof, welke afspraak met instemming van verdachte en aangeefster tot stand is gekomen. Door te handelen als voornoemd heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft geen blijk gegeven ervan doordrongen te zijn dat zijn toenaderingen ongewenst waren en dat deze achterwege gelaten hadden moeten worden. Ook op de terechtzitting in hoger beroep lukt het verdachte nauwelijks om blijkt te geven van een echt doorleefd inzicht van de laakbaarheid van zijn handelen. Dit hangt mogelijk ook samen met de hiervoor aangehaalde, tot nog toe onbehandelde, persoonlijkheidsstoornis van verdachte en zijn functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met aangeefster [benadeelde partij] , terwijl hij wist dat zij zich in staat van bewusteloosheid bevond als gevolg van medicatie die verdachte haar had toegediend. Verdachte heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van aangeefster, die wakker werd met haar broek open en haar bh los, zonder te weten wat er met haar was gebeurd. Verdachtes handelen is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen gevoelens en hij heeft op geen enkele wijze oog gehad voor de gevoelens van aangeefster.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het benadelen van de gezondheid van aangeefster [benadeelde partij] door een zeer hoge dosis medicijnen op te lossen in haar koffie, zonder haar medeweten en toestemming, en dat aan haar te geven, ten gevolge waarvan zij opgenomen moest worden in het ziekenhuis. Door zo te handelen, terwijl verdachte zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijke nadelige gevolgen van het toedienen van deze dosis medicijnen, heeft verdachte niet alleen een grove inbreuk gemaakt op aangeefsters lichamelijke integriteit, maar ook grote risico's genomen met betrekking tot haar gezondheid.
Oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gezien de aard, ernst en omvang van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die plaatsvonden passend en geboden.
Het hof houdt bij het bepalen van de omvang van de op te leggen straf, naast een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juli 2020 waaruit blijkt dat een eerdere soortgelijke stalkingszaak tegen verdachte met een beleidssepot is afgedaan, ook rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verdachte heeft tegenover de politie de eerdere stalking van zijn toenmalige partner toegegeven. Het hof kent betekenis toe aan het feit dat een dergelijk sepot geen recidive in formele zin oplevert, maar acht een en ander wel van belang in het kader van een passende bestraffing. Het hof stelt namelijk vast dat verdachte voor zijn langdurige psychische problematiek bij verschillende instelling behandeld werd en dat hij onderwijl de onderhavige feiten pleegde.
Het hof slaat in dit verband acht op het rapport d.d. 16 januari 2020 van Verslavingszorg Noord Nederland, waarin reclasseringswerker E.F.B. Bomhof onder meer stelt: “
Betrokkene ziet zichzelf als slachtoffer. Hij bagatelliseert zijn aandeel in het hem tenlastegelegde en van zelf- en probleeminzicht is geen sprake. Betrokkene heeft geen inzicht in de impact en gevolgen die zijn gedrag op aangeefster heeft gehad. De jarenlange ambulante behandelingen die onder meer gericht waren op agressieregulatie, impulscontrole en relatie met partner, hebben het tenlastegelegde delictgedrag, indien bewezen, niet kunnen voorkomen. Zowel het NIFP als de reclassering zien geen beschermende factoren. Betrokken heeft geen hulpvraag omdat hij van mening is dat hij zijn leven goed op orde heeft.” En “
Het NIFP komt op basis van haar bevindingen op de volgende stellingname betreffende de risico inschatting. "Alles overwegende moet het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst, zowel op korte als op lange termijn als hoog ingeschat worden. Dit betreft voornamelijk het risico op geweld bij stalking. Het risico op volharding wordt eveneens als hoog ingeschat. Daarnaast zijn er bij betrokkene relatief weinig beschermende factoren die het risico op gewelddadig gedrag verkleinen. […] Verschillende ‘alarmsignalen’ zijn op hem van toepassing, zoals ziekelijke jaloezie, toenaderingsgedrag, overtreden van voorwaarden t.a.v. contact, bekendheid met de locatie van het slachtoffer en toegankelijkheid, onenigheid over kinderen. Daarnaast zijn er ‘alarmsignalen’ die op basis van de beschikbare informatie in ieder geval enigszins van toepassing lijken te zijn, zoals eerder geweld, impulsiviteit en gebrekkige emotionele controle.” […]
De reclassering sluit zich, op basis van haar professionele oordeel aan bij de inschatting van het NIFP. […] De kans op het zich onttrekken aan gestelde voorwaarden wordt door de reclassering als hoog geschat. In de onderhavige zaak heeft betrokkene zich meerdere malen niet gehouden aan een opgelegd contactverbod jegens aangeefster. Daarnaast heeft hij gedurende een eerdere behandeling onvoldoende openheid van zaken gegeven.
Hieruit vloeit naar het oordeel van het hof voort dat de kans op herhaling, de kans op letselschade en de kans op onttrekking aan gestelde voorwaarden hoog is. Zonder intensieve en langdurige behandeling zal deze kans ook hoog blijven.
De reclassering adviseert onder meer om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarde gekoppeld opname in zorginstelling Trajectum of een soortgelijke zorginstelling.
Nu uit de adviezen van de deskundigen blijkt dat het noodzakelijk is dat verdachte (langdurig) wordt behandeld - waarbij dit in een (bij aanvang) klinische setting moet gebeuren omdat eerdere ambulante interventies niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd - en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, acht het hof – evenals de rechtbank – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk passend. Aan het voorwaardelijk deel van die straf wordt in voege als hierna te melden bij wijze van bijzondere voorwaarde een klinische opname van verdachte verbonden.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde bevelen. Gelet op de omstandigheid dat de onder 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, overweegt het hof dat gelet op de (hoge recidive) risico inschattingen van de hiervoor aangehaalde rapporten van de psycholoog en Verslavingszorg Noord-Nederland er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan.
Het hof ziet daarnaast aanleiding om, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte de volgende maatregelen, strekkende tot beperking van de vrijheid op te leggen:
  • dat verdachte voor de duur van 5 jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van 300 (driehonderd) meter van het woonadres van [benadeelde partij] , te weten [adres] .
  • dat de verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op 3 januari 1968.
Evenals de rechtbank legt het hof geen contactverbod op met verdachtes dochter [naam] . Aan het advies van de reclassering tot een contactverbod met [naam] ligt geen advies van bijvoorbeeld de Raad van de Kinderbescherming ten grondslag waaruit blijkt dat voor [naam] contact met haar vader onwenselijk zou zijn. Bovendien zijn er alternatieven denkbaar voor het in stand kunnen houden van contact tussen verdachte en zijn dochter, zonder dat daarbij contact plaatsvindt tussen verdachte en aangeefster [benadeelde partij] .
Het hof zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf een proeftijd verbinden van vijf jaren, nu er gelet op verdachtes problematiek en de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij, [benadeelde partij] , heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.527,28. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.000,00. De benadeelde partij heeft haar oorspronkelijke vordering in hoger beroep gehandhaafd. Zij heeft daarnaast het hof verzocht om de reiskosten die zij in verband met de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft gemaakt tot een bedrag van € 44,52 bij wijze van schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 primair, 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte heeft op de terechtzitting van het hof erkend dat hij de benadeelde partij immateriële schade heeft toegebracht tot het bedrag zoals dat door de rechtbank is vastgesteld, te weten tot een bedrag van € 4.000,00. Het hof stelt, evenals de rechtbank, de immateriële schade als billijk vast op een bedrag van € 4.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die immateriële schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en voor het overige deel zal worden afgewezen.
Voor het overige heeft de vordering van de benadeelde partij betrekking op de navolgende materiële schade. Een gedeelte van de vordering, groot € 448,01 én € 27,00 heeft betrekking op respectievelijk de kosten voor rechtsbijstand in een civiele procedure omtrent een straat- en contactverbod en de reiskosten in die procedure. Nu de partijen in die civiele procedure zijn overeengekomen dat de partijen ieder de eigen kosten dragen, is voor toewijzing van dit deel van de vordering geen ruimte, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
Een ander deel van de vordering, groot respectievelijk tweemaal € 13,50, € 12,20 en € 12,77 heeft betrekking op de reiskosten die de benadeelde partij zelf, in het kader van de behandeling van de strafzaak, heeft gemaakt. Deze kosten, met een totaal van € 51,97, komen als proceskosten voor toewijzing in aanmerking.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Die maatregel betreft naast de voormelde bedragen die in het kader van de vordering van de benadeelde partij ten laste van de verdachte zullen worden toegewezen ook de reiskosten ten bedrage van € 44,52 die de benadeelde partij in verband met de behandeling van de strafzaak in hoger beroep zelf heeft gemaakt. De totaal op te leggen schadevergoedingsmaatregel komt daarmee op een bedrag van € 4.096,49.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 247, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende maximaal twee jaren, of zoveel korter als de reclassering dat in overleg met de behandelaren nodig vindt, klinisch zal laten opnemen in een locatie van Trajectum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt de veroordeelde mee aan indicatiestelling en plaatsing.
Stelt voorts als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich stelt onder het toezicht en de begeleiding van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), Oostergoweg 6 te Leeuwarden of een andere door die instelling aan te wijzen reclasseringsinstelling en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens de reclassering te geven;
  • de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • de veroordeelde zich bij VNN, Oostergoweg 6 te Leeuwarden of andere door die instelling aan te wijzen reclasseringsinstelling meldt en blijft melden zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zal meewerken aan een onderzoek door de reclassering naar de noodzaak van een nader te bepalen ambulant behandeltraject;
  • de veroordeelde zal meewerken aan een nader te bepalen ambulante vervolgbehandeling van de klinische behandeling;
  • de veroordeelde de aanwijzingen van de reclassering opvolgt betreffende het vinden en houden van een dagbesteding;
  • de veroordeelde de aanwijzingen van de reclassering opvolgt betreffende eventueel begeleid of beschermd wonen in een instelling in een nader te bepalen woonvoorziening, een en ander ter beoordeling van de reclassering.
Beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jarenzich niet zal ophouden binnen een straal van 300 (driehonderd) meter van het woonadres van [benadeelde partij] , te weten [adres] . Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
5 (vijf) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op 3 januari 1968. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
51,97 (eenenvijftig euro en zevenennegentig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.096,49 (vierduizend zesennegentig euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 96,49 (zesennegentig euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 december 2019 en van de immateriële schade op 1 januari 2016.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.A. Versteeg voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.