Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de Gemeentebelastingen Amstelland(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 februari 2019, nr. UTR 18/544. De heffingsambtenaar van de Gemeentebelastingen Amstelland heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 hebben partijen een compromis bereikt, waarna belanghebbende zijn hoger beroep mondeling heeft ingetrokken. De heffingsambtenaar heeft ook zijn incidenteel hoger beroep mondeling ingetrokken. Op 14 juli 2020 heeft belanghebbende het Hof schriftelijk verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, die hij had gemaakt in verband met het hoger beroep.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 8:75a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een verzoek om proceskostenvergoeding tegelijk met de intrekking van het hoger beroep moet worden gedaan. Aangezien belanghebbende zijn verzoek pas na de mondelinge intrekking heeft ingediend, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft benadrukt dat de omstandigheid dat belanghebbende pas na aanvang van de zitting aanwezig was, niet afdoet aan de vereisten van de wet. Het Hof heeft de procedure en de gevolgen daarvan voorgehouden aan partijen, maar belanghebbende heeft geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van de proceskosten.
Uiteindelijk heeft het Hof besloten het verzoek van belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren en het onderzoek te sluiten. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2020. Belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen bij het Gerechtshof.