Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2018, uit een relatie tussen de verzoekster (de moeder) en de verweerder (de vader). De moeder heeft in hoger beroep beroep gedaan op de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die op 7 augustus 2019 had bepaald dat beide ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige belast zouden zijn. De moeder verzocht het hof om te bepalen dat zij alleen het gezag over het kind zou uitoefenen, omdat de vader zijn verzoek om gezamenlijk gezag had ingetrokken. Het hof oordeelde dat partijen niet de vrije keuze hebben om te bepalen dat de moeder alleen het gezag zal uitoefenen, omdat de wettelijke regeling van het ouderlijk gezag niet aan de vrije bepaling van de ouders is onderworpen. Het hof concludeerde dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke uitoefening van het gezag, gezien de escalaties en het gebrek aan communicatie tussen hen. Het hof heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag alsnog afgewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd. Daarnaast heeft het hof een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder verplicht is de vader maandelijks en vanaf de leeftijd van vier jaar vier keer per jaar schriftelijk te informeren over de gezondheid en ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.