ECLI:NL:GHARL:2020:5494

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
200.277.474/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsverzoek inzake bruidsgave en financiële situatie van de man

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een schorsingsverzoek met betrekking tot de bruidsgave van 600 Bahare-Azadi gouden munten, die door de man aan de vrouw moet worden voldaan. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 6 april 2020 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man een bedrag van € 506.610,- aan de vrouw zou betalen, als equivalent van de bruidsgave. De man heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van deze beschikking, omdat hij in een noodtoestand verkeert en niet in staat is het vastgestelde bedrag te betalen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2020 heeft de man zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, terwijl de vrouw in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat. De man heeft aangegeven dat hij psychisch zwaar belast is door de juridische procedure en momenteel geen inkomen heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de man op dit moment niet in staat is om het bedrag van € 506.610,- te betalen en dat hij bij tenuitvoerlegging in een zeer moeilijke situatie zou komen te verkeren.

Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de man bij schorsing van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de tenuitvoerlegging. Daarom heeft het hof het verzoek van de man om schorsing toegewezen en de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland geschorst voor zover deze de beslissing over de bruidsgave betreft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.277.474/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 482949 en 487109)
beschikking van 14 juli 2020 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Delft,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 april 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en verder, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad beslist dat de man een bedrag van € 506.610,- aan de vrouw zal voldoen in het kader van de bruidsgave, als equivalent van 600 Bahare-Azadi gouden munten, welk bedrag vermeerderd zal worden met de wettelijke rente indien de man dit bedrag niet binnen twee weken na de betekening van deze beschikking aan de vrouw heeft betaald.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 26 april 2020;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak, tevens verweerschrift tegen het verzoek tot schorsing;
- een journaalbericht van mr. Ahmadi van 21 juni 2020 met een pleitnota en bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 juni 2020 plaatsgevonden. De man heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de man de schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking van 6 april 2020, voor zover het de beslissing over de bruidsgave betreft. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
De man en de vrouw zijn gehuwd [in] 2015 te [B] , Iran. Zij hebben beiden de Iraanse nationaliteit. Ten tijde van de indiening van het verzoek tot echtscheiding hadden beide partijen hun gewone verblijf in Nederland. Het hof is, evenals de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt met betrekking tot de echtscheiding en met betrekking tot de daarmee verband houdende nevenvoorzieningen. Ook het hof is van oordeel dat het verzoek over de bruidsgave een nevenvoorziening in de zin van artikel 827 lid 1 sub f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is, omdat het verzoek ziet op een regeling van de gevolgen van de echtscheiding.
3.3
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3.4
Het hof stelt het volgende voorop onder verwijzing naar HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.5
Het hof stelt vast dat de rechtbank de bestreden beschikking ten aanzien van de bruidsgave uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard zonder een nadere motivering. Het hof zal het schorsingsverzoek daarom beoordelen met inachtneming van de hiervoor onder a en b genoemde toetsingscriteria.
3.6
Uitgangspunt is dat de bestreden beschikking ten aanzien van de bruidsgave ten uitvoer mag worden gelegd, tenzij het belang van de man om van dit uitgangspunt af te wijken zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij de tenuitvoerlegging van de beschikking. Het hof is van oordeel dat gelet op de omstandigheden van het geval het belang van de man bij het schorsen van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Daartoe overweegt het hof het volgende.
3.7
Partijen verschillen niet van mening over het feit dat zij ten tijde van de huwelijkssluiting een bruidsgave van 600 Bahare-Azadi gouden munten zijn overeengekomen. De discussie van partijen heeft betrekking op de wijze waarop de vordering van de vrouw op de nakoming van die overeenkomst moet worden afgewikkeld. Partijen verschillen van inzicht over de waarde van de munten in euro’s en over de wijze waarop en in welke vorm de vrouw (een deel) van haar vordering kan ontvangen. De stellingen van partijen over dit onderwerp zullen in de bodemprocedure door het hof worden beoordeeld.
3.8
De man heeft toegelicht dat hij met een werkvisum naar Nederland is gekomen. Hij is door de problemen met de vrouw en de juridische procedure psychisch zwaar belast en heeft op verzoek van zijn werkgever onbetaald verlof opgenomen. De advocaat van de man heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat de man de situatie niet aankan en daarom niet in persoon is verschenen. De man heeft op dit moment geen inkomen en zij heeft hem geadviseerd contact op te nemen met zijn werkgever en zich ziek te melden vanwege de problematiek. De man is niet vermogend en op dit moment niet in staat om enig bedrag aan de vrouw te kunnen voldoen, het saldo van zijn bankrekening bedraagt op dit moment € 23,46.
Hoewel het hof geen volledige inzage in de financiële situatie van de man heeft, is voor het hof voldoende aannemelijk dat de man op dit moment niet in staat is om het door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde bedrag van € 506.610,- aan de vrouw te betalen en dat hij bij een tenuitvoerlegging in een zeer moeilijke situatie (noodtoestand) wordt gebracht.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij denkt dat de man in Nederland niet over financiële middelen beschikt om een aanzienlijk bedrag aan haar te kunnen voldoen. Zij stelt dat de man in Iran mogelijk wel geld heeft, maar die verklaring is op geen enkele wijze onderbouwd.
Het feit dat de vrouw in het kader van gezinshereniging naar Nederland is gekomen en financieel afhankelijk was en is van de man, maakt het voorgaande niet anders. De verblijfstatus van de vrouw acht het hof in het kader van deze procedure niet relevant. Dat de vrouw op dit moment bij haar zus verblijft en ook door deze zus wordt onderhouden, is vanzelfsprekend een onwenselijke en voor de vrouw belastende situatie, maar betekent naar het oordeel van het hof niet dat de bestreden beschikking ten aanzien van de bruidsgave ten uitvoer mag worden gelegd.
3.9
Op grond van het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat het verzoek van de man om schorsing te bevelen, moet worden toegewezen en daarom wordt beslist als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 april 2020, voor zover deze de beslissing over de bruidsgave (geheel 3.2) betreft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, E.B. Knottnerus en R. Krijger, bijgestaan door de griffier, en is op 14 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.