Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De zaak betreft de waarde van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 1 te [Z] voor de jaren 2017 en 2018. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op respectievelijk € 487.000 en € 497.000, terwijl de belanghebbende, de eigenaar van de woning, deze waarden betwistte en een lagere waarde voorstelde van € 462.000 en € 474.000. De rechtbank Midden-Nederland had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 18 juni 2020 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar gehoord. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem vastgestelde waarden niet te hoog zijn. Het Hof heeft de referentieobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt als voldoende vergelijkbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de bijzondere kenmerken van de onroerende zaak. De argumenten van de belanghebbende, waaronder de stelling dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning aan een drukke weg, zijn door het Hof verworpen.
Uiteindelijk heeft het Hof de hoger beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.