ECLI:NL:GHARL:2020:5332

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
21-003706-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en rechtmatigheid van binnentreden door politie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1957 en wonende te [adres 1], was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 24 juni 2020, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf van zestig uren eiste, te vervangen door dertig dagen hechtenis. De rechtbank had eerder een vergelijkbare straf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De verdachte heeft aangevoerd dat de politie onrechtmatig zijn woning is binnengetreden, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld was en er geen toestemming was verleend. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte expliciet toestemming heeft gegeven voor het binnentreden, waardoor de politie rechtmatig handelde. De verdachte had de verbalisanten uitgenodigd om binnen te komen en er was geen sprake van enige dwang. Het hof heeft vastgesteld dat er geen onherstelbaar vormverzuim was en dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennepplanten en heeft de strafoplegging in overeenstemming met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bepaald. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft als gevolg van deze zaak zijn woning verloren. Het hof heeft een voorwaardelijke taakstraf van zestig uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan soortgelijke feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003706-19
Uitspraak d.d.: 8 juli 2020
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 juli 2019 met parketnummer 18-055305-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. W. Koopmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, waarvan dertig uren voorwaardelijk, te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks 1 maart 2018 tot en met 6 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 20, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsvrouw primair vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Verbalisanten zijn onrechtmatig in de woning van verdachte binnengetreden. De politie is aan de hand van een MMA-melding, zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, binnengetreden zonder machtiging en zonder verslaglegging achteraf. Het doel van binnentreden – zoekend rondkijken – is door verbalisanten niet vermeld en er was geen sprake van een vrijwillige, ondubbelzinnige en bewuste toestemming voor het binnentreden. Daarbij is verdachte bij de voordeur niet de cautie verleend. Dit alles heeft tot gevolg dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het recht op privacy van verdachte is geschonden en hem komt geen eerlijk proces meer toe. Dit verzuim dient te worden gesanctioneerd met bewijsuitsluiting, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadvrouw gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de ten laste gelegde hoeveelheid hennepplanten niet uit de ruimlijst in het dossier blijkt.
Bij de beoordeling van het primaire verweer gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 6 december 2018 hebben verbalisanten naar aanleiding van een MMA-melding over een sterke hennepgeur uit de flat van verdachte en zijn echtgenote, gedaan op 4 december 2018, een onderzoek ingesteld. Ze spraken met buurtbewoners, die eveneens over de hennepgeur verklaarden. Verbalisanten besloten bij verdachte te gaan informeren. Toen op meerdere keren aanbellen niet werd gereageerd, klom een verbalisant in de vensterbank en zag hij verdachte op de bank zitten. Vervolgens deed verdachte de deur open. Verbalisanten legitimeerden zich en vertelden hem over de melding, waarop verdachte zei ziek te zijn en niet te lang bij de deur te willen staan. Verbalisanten vroegen of ze binnen mochten komen om een en ander uit te leggen. Verdachte nodigde verbalisanten uit de woning binnen te komen. Deze vertelden nogmaals dat ze daar waren vanwege de melding over een hennepgeur. Verdachte verklaarde dat zijn zoon een aantal weken geleden had geblowd en dat mensen dit geroken zouden kunnen hebben. Verbalisanten vroegen vervolgens aan verdachte en zijn vrouw hoe het kon dat die geur al vaker was geroken. Verdachte had daar geen verklaring voor. Verbalisanten vroegen verdachte of zij de rest van de kamers van de woning mochten zien. Verdachte zei geen bezwaar te hebben en ging verbalisanten voor. In een slaapkamer werd een tent aangetroffen. Verdachte verklaarde daar een stuk of twintig hennepplanten te hebben gehad, die hij net had geknipt. Vervolgens gaven verbalisanten verdachte en zijn echtgenote de cautie.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken is het hof van oordeel dat verbalisanten niet onrechtmatig zijn binnengetreden in de woning. Nadat de verbalisanten zich hadden gelegitimeerd en uitleg gaven over de reden van binnentreden, heeft de verdachte expliciet en vrijwillig – dat van enige dwang, politieel dan wel anderszins, sprake is geweest is gesteld noch gebleken – toestemming verleend voor het binnentreden in de woning. Nu verdachte toestemming voor het binnentreden heeft verleend was een voorafgaande machtiging en een schriftelijk verslag achteraf als bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden niet noodzakelijk. Evenmin was van belang of op dat moment reeds sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Gelet op de door de verdachte verleende toestemming, is het hof van oordeel dat de verbalisanten zich rechtmatig in de woning bevonden. Nu op het moment dat verdachte toestemming verleende aan de verbalisanten om zijn woning binnen te treden geen sprake was van een verhoorsituatie hoefden de verbalisanten – anders dan de verdediging stelt – aan verdachte op dat moment niet de cautie te verlenen. Van een onherstelbaar vormverzuim is aldus geen sprake.
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte subsidiair gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 6 december 2018 te [plaats], opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van 20 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kweken van hennep. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de bevordering en instandhouding van het illegale circuit betreffende de productie, handel en het gebruik van softdrugs, waardoor ook andere vormen van criminaliteit in de hand worden gewerkt. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 mei 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit. In het bijzonder heeft het hof in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte ter terechtzitting is gebleken. Verdachte en zijn echtgenote hebben als gevolg van de onderhavige zaak hun woning verloren en maandenlang niet over eigen huisvesting beschikt. Dit heeft verdachte en zijn echtgenote veel spanningen opgeleverd. Ook kampen zij met gezondheidsproblematiek. Gelet hierop is het hof van oordeel dat dat oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Met de voorwaardelijke straf beoogt het hof tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 8 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.