Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- een memorie na deskundigenbericht van de zijde van [geïntimeerde] (met twee producties);
- een antwoordmemorie na deskundigenbericht.
2.Waar gaat het in deze zaak (nog) om?
a. Wilt u de waarde in het economisch verkeer (dat wil zeggen het bedrag dat de onroerende zaak zou opbrengen bij een verkoop onder optimale omstandigheden) op 28 oktober 1990 van de onroerende zaak destijds plaatselijk bekend [a-straat 1] te [H] (nu [a-straat 1 t/m 3] ) taxeren?
b. Wilt u uw taxatie onderbouwen zodat duidelijk wordt van welke feiten en omstandigheden u bij uw taxatie bent uitgegaan, of u veronderstellingen hebt toegepast (en zo ja welke en waarom) en hoe u tot uw taxatie bent gekomen. Wilt u daarbij in elk geval ingaan op de gegevens in het procesdossier over de waarde van de onroerende zaak, te weten het taxatierapport van [I] (prod. 40 conclusie na comparitie in eerste aanleg), de verkoop van de onroerende zaak in 2002, de verkoop van een deel van de onroerende zaak in 2007, de historische marktcijfers (prod. 46 akte na tussenvonnis) - en op de vraag in hoeverre deze indexeringsgegevens relevant zijn - en de investeringsbegroting van ing. [J] (prod. 47 akte na tussenvonnis)?
3 Het deskundigenrapport en de schade van [geïntimeerde]
“
Er is gekozen voor vrij van huur en gebruik ondanks het gegeven dat het object verhuurd was ten tijde van de waardepeildatum. De huurinkomsten, de duur van de contracten en de voorwaarden zijn niet aan taxateurs beschikbaar gesteld. Voor de berekening van de marktwaarde is een marktconforme huurwaarde als basis voor de berekeningen genomen. De huurwaarde van de woning is terugberekend vanuit een recent gerealiseerde huurprijs. Deze gegevens hebben geleid tot een waarde welke in de markt een belegger of eigenaar-gebruiker voor het object zou willen betalen.”
Uitgaande van een huurprijs van € 39.812,50 voor het winkelgedeelte en van € 6.961,20 voor het woongedeelte hebben de deskundigen de marktwaarde op € 453.663,23 [1] (fl. 999.742,19) getaxeerd.
Onder 12 hebben de deskundigen opgemerkt:
"
Het type object en de gebruiks- en bestemmingsmogelijkheden in ogenschouw genomen is het gebruik per waardepeildatum wellicht niet het optimale gebruik maar een ander gebruik zal volgens taxateur niet per definitie leiden tot een hogere waarde. De locatie ontwikkelen en geschikt maken voor woningbouw met winkels op de begane grond zou destijds niet hebben geleid tot een veel hogere waarde."
“
Productie 40
(€ 937.968,-), veel hoger dan de door de deskundigen vastgestelde waarde. Die veel hogere waarde sluit ook aan bij de investeringsbegroting die ing. [J] in oktober 1991 betreffende de onroerende zaak heeft opgesteld (in eerste aanleg, met een toelichting door ing. [J] , overgelegd als productie 47).
“
Uw opmerking dat in de taxatie geen of onvoldoende rekening is gehouden met eventuele ontwikkeling is naar onze mening onjuist.
[appellante] stelt dat bij de begroting van de schade rekening moet worden gehouden met het feit dat [geïntimeerde] op grond van het testament een niet-opeisbare vordering op de tweede echtgenote van zijn vader, mevrouw [N] , heeft en dat het zeer de vraag is of mevrouw [N] de vordering en de hoge rente kan voldoen. Naar het hof begrijpt, betwijfelt
€ 23.525,23 hoger is dan de vordering nu is (fl. 80.803,37 ofwel € 36.666,97 in hoofdsom). De vordering is opeisbaar op het moment van overlijden van mevrouw [N] (of eerder in enkele in het testament omschreven situaties) en over de vordering is 7% per jaar rente verschuldigd vanaf het overlijden van de vader van [geïntimeerde] tot aan het moment van opeisbaar worden van de vordering. De rente is tegelijk met de hoofdsom verschuldigd.
9 november 2001, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dat moment) niet gemotiveerd weersproken. Het hof zal die benadering dan ook volgen. Het merkt daarbij op dat de benadering ook verdedigbaar is, omdat de misgelopen vordering van [geïntimeerde] op mevrouw [N] weliswaar niet opeisbaar was, maar vanwege de geldende rente wel hoger wordt naarmate de tijd verstrijkt. Het overeengekomen rentepercentage is ook hoger dan het percentage van de wettelijke rente, ook wanneer er rekening mee wordt gehouden dat de wettelijke rente samengestelde rente betreft.
€ 41.696,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2001.
4.4 De conclusie
5.De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
€ 5.836,- aan geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met € 131,- aan nasalaris, te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest aan deze veroordelingen is voldaan èn betekening heeft plaatsgevonden;
€ 7.223,46 aan de griffier te voldoen;